a. het tot watervliegtuig omgebouwde landvliegtuig, met volle tanks opstijgende, kon slechts 2 passagiers of 160 K. G. bagage medenemen, waarbij het in den beginne iets over belast was. b. indien slechts voor 4 uur, instede van voor 5/2 uur aan be- drijfsstoffen zou worden medegevoerd, zou over den afstand Pionierbivak-Splitsingsbivak (240 K. M.) kunnen worden medegevoerd 278 K. G. bagage of 1 passagier en 198 K. G. bagage. c. Voor het overvliegen van het personeel en materieel, (180 personen, 37/2 ton levensmiddelen en 4 ton bagage), over den afstand van Pionierbivak-Splitsingsbivak, zou 7 a 7/2 maand mee gemoeid zijn, waarmede dan nog alleen de eerste opvoer zou zijn voltooid en waarna het vliegtuig nog zou moeten worden gebruikt voor de diverse verkenningen en voor het terugtransport van een belangrijk deel van de expeditie. d. er bestond geen zekerheid, dat het volb'elaste, omgebouwde landvliegtuig die hoogten zou kunnen bereiken, benoodigd voor verkenningen boven het sneeuwgebergte (5500 M.) e. de vliegstraal bedroeg instede van 700 mijl, in werkelijkheid slechts 338 mijl. de kosten aan brandstoffen voor eerste opvoer zouden reeds 26000 guldens bedragen. g. met zekerheid viel bovendien te concludeeren, dat één enkele motor, welke gedurende 8 a 10 maanden, dagelijks zonder ophouden, zeer zwaar werk zou hebben te verrichten en waar aan door de bijzondere omstandigheden niet die uiterste zor gen zouden kunnen worden besteed, als wel voor een vlieg tuigmotor wenschelijk is, de opgelegde taak onmogelijk zou kunnen volbrengen en vóórdien aan het einde van zijn ver mogen zou zijn. Hieruit kon dus de conclusie worden getrokken, dat de aan het vliegtuig toegedachte hoofdtaak, ver boven zijne krachten ging, zoodat de uitvoering van het expeditieplan, ook al zou men zich daarmede overigens kunnen vereenigen, technisch onmogelijk was te achten. Het naar aanleiding van deze opmerkingen door het Indisch Comité opgemaakte gewijzigde expeditieplan hield inzooverre reke ning met de opmerkingen van het D. v. O. inzake de veiligheid van het personeel, dat het grootste gedeelte hiervan niet met het vlieg tuig zou worden overgevoerd. Aan het vliegtuig werd echter nog een voorname taak in het goederenvervoer toegekend, zonder dat echter voldoende waarborg voor de mogelijkheid van uitvoering kon worden gegeven. Bij de vaststelling van het definitieve expeditieplan, waarvoor uiteindelijk de hulp van het legerbestuur werd ingeroepen, werd er mede rekening gehouden, dat het vliegtuig slechts eer. secudaire 320

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 24