372 geplunderd en hebben molestaties van vreemdelingen, in enkele gevallen met doodelijke gevolgen, plaats gehad. Volgens verschillende getuigen zijn de hierbij betrokken troepen in kleine groepen, die op fluit- en hoornsignalen werkten, opgetreden. Alleen door het krachtig ingrijpen van de commandanten der Engelsche en Amerikaansche scheepsmacht, die (gezamenlijk den Socony- heuve' "bombardeerden, werd een vreemdelingenmoord op groote schaal voorkomen. Zelfs dit zeer ernstige incident heeft echter niet kunnen leiden tot een gezamenlijk optreden der mogendheden. Na lang talmen dienden alle mogenheden een afzonderiijk protest in en het gevolg was dat Chen die protesten, „en bagatelle" behandelde. Engeland en Frankrijk schijnen met deze afdoening van zaken geen genoegen te nemen en dreigen met een blokkade van het door de linksche fractie bezette gebied. Er loopen geruchten dat deze plunderingen door de communisten zijn georganiseerd, ten einde Chiang in ongelegenheid te brengen. Chiang zelf beschouwt de excessen als een gevolg van den staat van verwildering waarin een deel der troepen door de langdurige gevechten was geraakt. Overigens betuigt hij zijn leedwezen over het gebeurde, belooft hij de schuldigen te zullen straffen en de schade te zullen vergoeden, terwijl generaal Chang Chien, de commandant van Nangking strenge orders kreeg voor de handhaving van orde en tucht. Intusschen hebben de Noordelijken, die over de Jangtse waren terug ge weken, het offensief weer hervat. Nadat Sun Chuan Fang bij Hangchow door het verraad van generaal Bei bao San was geslagen en naar Kiangsi terug was getrokken, riep hij de hulp in van Lu Kuo Shan, een van zijn beste generaals die zich te Tientsien in ruste had teruggetrokken, om zijn geslagen leger te reorganiseeren. Sun Chuan Fang slaagde er in den verrader Bei bao San in het Meeren gebied 50 K.M. ten N. van de Jangtse te slaan en hem op Ching Kiang aan de Jangtse terug te werpen. Ook Chang Chung Chang hervatte het offensief en thans staan de Noordelijken op den 1. oever van de Jangtse tusschen Pukou en Kiang jin. Sun verdedigt de 1. vleugel, Chang de r. vleugel der stelling. Toch is er een groote kans, dat Chang Kai Shek zijn offensief over de Jangtse zal door zetten, zoodra hij met de Hankou regeering heeft afgerekend, en over de Jangtse langs de Pukow-Tientsien lijn zal doorstooten. China is arm aan goede wegen, zoodat de militaire actie vrijwel volkomen door de spoorlijnen wordt beheerscht. In Noord-China loopen twee spoorlijnen n.I de lijn Peking-Hankou en de lijn Tientsien-Nangking onveveer evenwijdig aan elkander naar de Jangtse. Ten Zuiden van de Oele Rivier worden beide lijnen door de Lung hai- spoorlijn tnsschen Cheng Chow en Huchow, ten Noorden van de Rivier door de lijn Peking-Tientsien verbonden. Chang Tso Lin's te- rugtochtsweg naar Mandschoerije loopt over Tientsien. Valt Huchow, dan wordt zijn terugtochtsweg narr Peking ernstig bedreigd. Intusschen schijnt Chang met zijn hoofdmacht reeds langs de Peking-Hankou lijn tot Yen Cheng en met zijn voorhoede reeds tot op 100 K.m. van de pas van Wu Shan Kuan te zijn genaderd waar Tang Seng Chi op 100 mijl ten N. van Han kou stelling heeft genomen. In Shensi en Shansi is geen verandering in den toestand gekomen. Fengs benoeming tot bevelhebber wijst er op dat de Zuidelijken hem van wapens en munitie zullen voorzien. Door gebrek aan oorlogstuig is hij tot werkeloosheid gedoemd. Er schijnt reeds verbinding te zijn verkregen tusschen Yü Y Yen, de commandant van Fengs Ie en IIIe Leger en Tang Pao Shan een van Tan Seng Chi's generaals. Voorloopig schijnen echter de onderhan delingen met Feng nog niet al te best willen vlotten. Dr. F. d. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 76