infanteriedoelen te bestrijden. Hoofdvijand is de artillerie. Deze
is het, die moet worden beschoten om onze infanterie te steunen.
„Führung und Gefecht" zegt dan ook in p. 320: Die Aufgabe
der Artillerie ist es, den Widerstand des Feindes zu brechen und
so der Infanterie den Weg zu bahnen. Hierzu musz die Artillerie
zunachst die feindliche Artillerie lahmen, damit die eigene Infan
terie den feindichen Feuerbereich durchschreiten kann.
Bij de manoeuvres bij Rendeh in 1926 is onze afdeeling meer
malen in den toestand geweest, dat zij gereed stond om het vuur
te openen, maar dat de infanterie, die moest worden gesteund, dien
steun, d. w. z. haar vuur op vijandelijke infanterie, geruimen tijd
niet noodig had. Zoo op den dag, dat zij in stelling kwam
bij 338 ten N. van Tjipeundeuj. De afdeeling was ingedeeld
bij een detachement van een regiment Infanterie met hulpwapens,
dat ten aanval ging tegen eenen vijand, die zich in het terrein had
vastgezet. De detachementscommandant wist zijn artillerie vroeg
tijdig gereed te stellen. De afdeeling slaagde er door allerlei gun
stige omstandigheden in om het vuur te kunnen openen reeds
vóór dat de bataljons uit de hoofdmacht bij den naderingmarsch
de artillerie passeerden. Een der batterijen steunde het eerste
gevechtsechelon bij het vasthouden van het reeds gewonnen
terrein.
Deze toestand duurt voort totdat onze infanterie in nauw con
tact is gekomen met de verdedigende infanterie, tot zij dus binnen
het bereik komt van de infanteriewapens. Eerst dan wordt bekend
en zelfs ook slechts gedeeltelijk, waar de verdediger stelling heeft
genomen, waar hij een aaneengesloten front heeft gevormd. Voor
dat dit bekend is kan er van artillerievuur op de verdedigende
infanterie geen sprake zijn.
Maar van nu af aan is de vijandelijke infanterie hoofddoel
geworden.
Als de artillerie in het begin van den aanval, of eigenlijk ge
durende de ontplooiing en de nadering met een groot deel van
haar geschut uit goed gedekte stellingen (groote minimum afstand)
zich heeft beijverd om de verdedigende artillerie het zwijgen op
te leggen, dan zal zij daarin, althans voor een deel, zijn geslaagd.
Zij kan dan de vijandelijke artillerie door een veel kleiner deel
doen bewaken en door storende vuren beletten zich te herstellen.
Zoo kan dan het grootste deel beschikbaar komen voor de bestrij
ding van de infanterie. Deze toch is nu voor onze infanterie de
gevaarlijkste tegenstander geworden. De artillerie moet haar zoo
veel mogelijk beletten te vuren, opdat onze infanterie met zoo
min mogelijk verliezen in de stelling kan doordringen.
Is dit gelukt en wordt de vijandelijke infanterie terug geworpen,
dan zal die terugtocht worden gesteund door een voorbereid vuur
van alle nog levende batterijen van den verdediger. De terug
trekkende infanterie is een minder gevaarlijk, maar ook een minder
405