zij zich z. n. aan ons vuur kunnen onttrekken. Het is dan zaak het
vuur op die batterijen zóó voor te bereiden, dat het in een later
gevechtsmoment verrassend kan worden geopend en dan zoo
storend werkt, dat die batterijen gedurende den gewenschten tijd
zijn geneutraliseerd m. a. w., dat zij op het voor ons gunstige
tijdstip niet tot vuren in staat zijn.
Tijdens de nadering van de infanterie zullen zich voor onze
artillerie nog gunstige kansen voordoen om die infanterie nadeel
toe te brengen. De kans daarop stijgt, wanneer die infanterie
zich in een zekere linie verzamelt en zich voor den aanval, dus
voor het eigenlijke gevecht, voorbereidt. Dit doet zij als regel
buiten het bereik van onze infanterie. De artillerie is dan het
eenige wapen, dat haar kan bestrijden en moet dit natuurlijk ook
doen. Daarvoor moeten nu zooveel mogelijk batterijen beschikbaar
worden gesteld. Kolonel Seyffardt noemt de vuren op de zich
voorbereidende infanterie in navolging van de Franschen: tegen-
voorbereidingsvuren.
Maar ook wanneer de aanvaller binnen het bereik van de mfan-
teriewapens komt, is het dikwijls zoo gesteld, dat onze infanterie
hem niet kan zien, terwijl de artillerie die aanvallende infanterie
wel kan zien, omdat zij er in geslaagd is uitzichtgevende punten te
bezetten van waar het terrein kan worden ingezien.
Tot nu toe heeft zich onze infanterie niet verraden. Zij kon
zich niet verraden, omdat zij nog geen doelen kon bestrijden en
daarom werd zijzelve ook nog niet bestreden, noch door de in
fanterie, noch door de artillerie. De vijandelijke artillerie was tot
nu toe nog geen gevaarlijke tegenstander. De vijandelijke infan
terie kon alleen door de artillerie worden bestreden. Daarom is
tijdens de nadering die infanterie hoofddoel.
Zoodra echter de twee infanterieën met elkander in gevecht
komen, wordt onze infanterie een zeer belangrijk en grijpbaar doel
voor de aanvallende artillerie. Ik stelde voorop, dat de vijandelijke
infanterie krachtig door onze infanterie kan worden bestreden,
indien dit haar niet door de aanvallende artillerie wordt belet. Die
artillerie kan door haar niet worden bestreden; dat kan alleen
onze artillerie.
Daarom moet in deze gevechtsphase de vijandelijke artillerie
het hoofddoel voor onze artillerie zijn, vooral ook omdat onze
artillerie weinig uitwerking kan hebben op de aanvallende infan
terie. Dit komt nog sterker uit, wanneer de vijandelijke infanterie
tot dicht bij onze infanterie is genaderd. Dan wordt het eigen
artillerievuur bij den verdediger eerder gevaarlijk dan bij den
aanvaller. Als regel kan de aanvallende artillerie haar vuur veel
langer voortzetten. Ook daarom moet de artillerie het hoofddoel
zijn van de verdedigende artillerie.
Zoodra echter de stormaanval van den aanvaller slaagt en onze
infanterie terugvloeit, verandert de toestand geheel. Vanaf dat
407