oogenblik is onze infanterie geen grijpbaar doel meer. Zij verdwijnt in het terrein en beweegt zich. Er is dan voor onze artillerie geen noodzaak meer die vijandelijke artillerie te bestrijden, behalve om zichzelf te beschermen. Wordt haar het werk bemoeilijkt, dan is het noodig om een gedeelte als artillerie de deuxièine main te gebruiken om den vijand in zijn optreden te matigen. Dit gedeelte moet echter zoo klein mogelijk zijn, want zoo veel mogelijk moet als artillerie de première main worden ingezet tegen de zegevie rende infanterie. Deze zal ook waarschijnlijk grijpbare doelen toonen, omdat zij door haar succes en doordat onze infanterie haar niet meer zoo in haar optreden belemmert, geneigd is zich minder voorzichtig door het terrein te bewegen. Er is groote mo gelijkheid van opeenhooping van aanvallende infanterie op ter- reindeelen, die daartoe aanleiding geven en hiervan kan onze artillerie gebruik maken. Het is niet noodig de artillerie verder in haar optreden te volgen. Het voorgaande is voldoende om aan te toonen, dat ook bij de verdediging in de eene gevechtsphase de vijandelijke infanterie en in een andere phase de artillerie hoofddoel moet zijn. Het is daarom zoowel bij den aanval als bij de verdediging fout om a priori eens en voor al te verklaren, dat een of ander deel van den vijand hoofddoel moet zijn voor de artillerie. De bevelhebber, die over een ruime hoeveelheid artillerie kan beschikken, verkeert in het gunstige geval, dat hij zijn artillerie in groepen kan verdeelen, zoo, dat aan elke groep voor het geheele gevecht één taak wordt gegeven. Er kan dan een gedeelte worden bestemd om de vijandelijke artillerie te beschieten, een gedeelte krijgt tot taak om de infanterie te bestrijden, een andere °roep is bestemd om storende vuren te brengen op 's vijands verbin dingswegen, ontlaadplaatsen en dergelijke, een groep gaat de verdedigingswerken en hindernissen vernielen en dan is er no°- een groep luchtdoelartillerie. Een dei gelijke verdeeling van taken onder de verschillende deelen van de bij een groote troepenmacht ingedeelde artillerie vindt men uitgewerkt in de Instruction sur le Service en Campagne e l'Artillerie (1923). Een deel van het werk wordt speciaal op gedragen aan de artillerie van de divisie, een ander deel aan de artillerie van het legerkorps, terwijl ook aan de legerartillerie een taak wordt toegewezen; m. a. w. de doelen, die moeten worden bestreden, worden van te voren onder de onderdeelen van de artillerie verdeeld. Maar niettegenstaande de Fransche artillerie in verhouding tot e infanterie zeer sterk is, acht men het volgende voorschrift noo- dig: p 115 „Elk onderdeel van de artillerie krijgt boven de normale aak de opdracht om, al naar de behoefte, het vuur van andere onderdeelen te versterken". „Het is inderdaad noodzakelijk, dat de grootst mogelijke vuur- 408

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 36