dichtheid kan worden verkregen tegen een gevaarlijk of schade
lijk doel, dat onder de normale taakverdeeling onvoldoende kan
worden bestreden".
„Alzoo kan de artillerie van het legerkorps medewerken met de
divisieartillerie tot vernieling van de verdedigingswerken of kan
zij de afsluitingvuren versterken. De divisieartillerie kan deelne
men aan de bestrijding van de vijandelijke artillerie; de artillerie
eenheden, behoorende tot eenzelfde onderdeel moeten elkander
kunnen ondersteunen bijv. de artillerie van twee naast elkander
optredende divisies of legerkorpsen."
Uit dit voorschrift spreekt duidelijk de wensch om de artillerie
zoo te gebruiken, dat de A. B. elk oogenblik elk doel kan bestrij
den met zooveel artillerie als noodig is.
Ik ben hiermede al gekomen buiten het terrein, waarop ik mij
had voorgesteld het onderwerp van bespreking te houden. Het
geciteerde punt uit het Fransche voorschrift heeft al betrekking
op het gebruik van de artillerie, nl. hoe de artillerie moet worden
gebruikt.
Het is begrijpelijk, dat die twee onderwerpen, waartegen en
hoe gedeeltelijk over elkander heengrijpen. Ik hoop later nog eens
in de gelegenheid te worden gesteld het gebruik van de artillerie
te bespreken. Ik zal dan noodzakelijk hier en daar moeten
terug komen op het onderwerp van heden, dat nog niet verder
gaat dan de vraag waartegen de artillerie moet worden gebruikt.
Zooals ik al in het begin zeide staat daaromtrent in het A. T. V.
vermeld, dat de artillerie inzonderheid tot taak heeft:
a. de beschieting van de in eerste gevechtslinie gebrachte infan
terie,
b. de bestrijding der artillerie,
c. het onder vuur nemen van reserve-afdeelingen en in het
algemeen, het door vuur belemmeren van beweging en op
stelling van zich achter 's vijands front bevindende troepen.
d. het bestrijden van luchtdoelen.
Het komt mij voor, dat het niet in de bedoeling heeft gelegen
met de volgorde tevens de orde van belangrijkheid der doelen
eens en voor al vast te stellen.
Ook het G. V. Mob. A. geeft nergens aan welke doelen de
voornaamste zijn.
Ik meen echter te hebben opgemerkt, dat in de practijk de op
vatting heerscht, dat de artillerie in de eerste plaats en in hoofd
zaak op infanterie moet schieten en dan nog wel op de allervoorste
infanterie. Voor een deel is deze opvatting zeker voortgekomen
uit vorige gevechtshandleidingen. Zoo staat in de G. H. 1922
(blz. 19): bij den verdediger is de taak der artillerie mede te
werken om het naderen van de vijandelijke infanterie te beletten.
409