Zooals ik al zeide kan dit ook worden bereikt door de eigen infanterie van het artillerievuur te ontlasten. Maar de gangbare meening was, dat ingevolge dat voorschrift de artillerie van den verdediger in hoofdzaak op infanterie moet vuren. Dit vindt ook uiting in het Zakboekje voor den officier van het N. I. leger. Daar staat in een verdedigingsbevel, dat de hoofdvuur kracht van de artillerie tegen de aanvallende infanterie moet wor den ingezet. De rest tegen vijandelijke artillerie. In het Duitsche gevechtsvoorschrift van 1921 „Führung und Gefecht" wordt het optreden van de wapens uitvoeriger behandeld dan in onze voorschriften. Dat voorschrift geeft een volledige beschrijving van den loop van het gevecht en geeft aan wat in de verschillende gevechtsphasen moet worden gedaan. Bij den aanval op veldstellingen moet de artillerie in de eerste plaats de vijandelijke artillerie verlammen, opdat de eigen infan terie het terrein, dat door de vijandelijke artillerie onder vuur wordt gehouden, kan doorschrijden (blz. 170)Later, bij de doorvoering van den aanval, zoodra de infanterie binnen werkzaam vuurbereik van de vijandelijke infanterie is gekomen, richt het grootste deel van de artillerie, de contra-batterijen daaronder begrepen, haar vuur op de vijandelijke infanterie. Een deel onderdrukt de vijan delijke artillerie. Ook bij den verdediger wordt aangegeven, naar de orde van tijd, wat telkens moet worden gedaan en welke doelen het belang rijkst zijn. Voor alles moet de ontwikkeling van de vijandelijke artillerie krachtig onder zorgvuldig geleid vuur worden genomen. Overigens bestrijdt het grootste deel van de artillerie de vijande lijke batterijen slechts zoolang tot de infanterie zich tot den aanval gereed stelt en voorwaarts gaat. Zoodra dit wordt onderkend, wenden de meeste batterijen zich tegen de infanterie terwijl de rest de artillerie verder bestrijdt. Aan de overzijde van den Rijn zegt de bekende Colonel Culmann in zijn werk Tactique Générale, Dat een weinig talrijke artillerie haar geringere sterkte moet compenseeren ,,en battant toujours l'objectief décisif au moment opportun". Ook hij neemt dus aan, dat er zijn oogenblikken, waarop het eene doel van het grootste belang js en andere oogenblikken, waarin andere doelen de krachtigste bestrijding vereischen. Ik hoop er in te zijn geslaagd, U hiervan te overtuigen, en mij dunkt, in dat geval zult U ook kunnen instemmen met deze beantwoording van de vraag, die ons bezig houdt: Onze artillerie moet op het juiste oogenblik de gevaarlijksie doelen afdoend beschieten. Dit zij het grondbeginsel voor het gebruik van onze weinig tal rijke artillerie. 410

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 38