hij het bad nam te midden van soldaten en dwangarbeiders,
steeds bleef hij in aller oog de Generaal, die ieder uiterlijk ver
toon van zijnen hoogen rang ontberen kon. Nooit was hij klein,
zelfs niet in de oogen van hen, die hem het intiemst leerden
kennen.
Eenvoudig als hij zelf was, gevoelde hij persoonlijk al heel
weinig voor rang of voor betrekking. De jongste luitenant, die
durfde en zich gaf aan zijne taak, was hem meer waard dan de
hoofdofficier, die alleen kon wijzen op de onderscheidingsteekenen
van zijnen rang en zooals hij zich zoo dikwijls uitdrukte
slechts omhoog gekomen was door gebrek aan gewicht.
Een ieder beoordeelende en ook behandelende naar zijne waarde,
wist hij niet alleen de eerzucht zijner jongeren op te wekken,
maar er ook alles uit te halen wat er inzat, en zoo vormde hij
langzamerhand rond zich een staf van beproefde mannen, die zijn
taak tot de hunne maakten en op wie hij rekenen kon onder alle
omstandigheden. Aan hèn vielen de gevaarlijkste en moeilijkste
opdrachten ten deel, maar ook de grootste belooningen; van hen
eischte hij eene onvoorwaardelijke toewijding, doch hij behartigde
hunne belangen op eene wijze, die velen soms onredelijk en
overdreven toescheen.
Het gevolg van dat stelselmatig op den voorgrond brengen van
allen, die zich in zijne oogen het meest onderscheidden, was niet
alleen dat overal de belangrijkste posten langzamerhand door
mannen van beproefde bekwaamheid werden bezet, maar dat
tevens een wedstrijd ontstond onder allen, die den drang daartoe
gevoelden, om uit te blinken boven anderen. Nergens toch was
hiertoe de gelegenheid zoo gunstig als op Atjeh onder zulk een
bestuurder, die steeds en in een ieder initiatief wist te waar-
deeren en die zelf alle knellende banden wist te verbreken,
wanneer dit noodig was om zijn doel te bereiken.
De aanvoerder die zich in moeilijke omstandigheden wist te
redden, die initiatief genoeg bezat om door zelfstandig handelen
zijn doel te bereiken, kon onvoorwaardelijk op zijnen steun
rekenen, al was hij ook tienmaal zijne bevoegdheden te buiten
gegaan, al had hij noodgedwongen ook alle administratieve
bepalingen met voeten getreden.
Waar Van Heutsz persoonlijk het bevel voerde, daar heerschte
steeds een opgewekte geest, en dikwijls was zijn komst alleen
voldoende om de gedrukte stemming in een minder aangenaam
bivak dadelijk te doen keeren.
Op marsch en in het gevecht steeds de kalmte in persoon,
vroolijk, tot cynisch toe, in de meest spannende oogenblikken,
zag men hem alleen soms driftig worden, wanneer hij meende
dat tegen zijn bevelen werd gehandeld of niet krachtig genoeg
werd opgetreden. Dan kon het een oogenblik geweldig stormen,
zooals op 12 Juli 1898 in het Idische nabij de Paja Gadja, waar
de kolonel op zijne kernachtige wijze het gevecht met de blanke
375