Is slechts weinig cavalerie ter beschikking, dan zal uit den aard der zaak van haar alleen verwacht kunnen worden, dat zij de vervolging meldt, aangezien van weerstand bieden geen sprake kan zijn. In verband hiermede zal de diepte van de strook dan ook gering moeten zijn, zoodat op tijdigen steun van eigen infanterie kan worden gerekend. Is echter cavalerie ter sterkte van een eskadron of meer aanwezig, dan zal zij, door het met sterke patrouilles tijdig bezetten van sterke punten alsmede door een dusdanige opstelling van het gros, dat dit tijdig steun kan verleenen aan die patrouilles, ook aan overmachtige vijandelijke cavalerie gedurende langeren tijd weerstand kunnen bieden en daardoor de eigen hoofdmacht gelegenheid geven zich ordelijk terug te trekken, den vijand in het onzekere latend langs welken weg dit geschiedt. Steeds verband houdende en samenwerkende met de eigen achterhoede zal door het gros telkens eene meer achterwaarts gelegen weerstandslijn worden bezet, terwijl het voor de patrouilles als regel zal gelden, dat zij op door den cav. cdt. aangegeven tijdstippen een sprong achterwaarts maken. Bij het zich ontwik kelen van een achterhoede-gevecht zal deze cavalerie haar taak op de vleugels vinden. In verband met de taak van de cavalerie belast met het melden en tegengaan van de indirecte (evenwijdige) vervolging, zal het zaak zijn, dat hiervoor minstens een afdeeling van twee eskadrons, liefst met toevoeging van wielrijders, wordt aangewezen. Waar deze cavalerie op buitenstrooken werkt, zal zij wel niet op Infanteriesteun kunnen rekenen, terwijl het waarschijnlijk is, dat zij het grootste deel der vijandelijke lichte troepen tegenover zich zal gesteld zien. Haar taak is evenwijdige vervolging buiten de strook van de direct beveiligende cavalerie, te melden en zoo mogelijk tot staan te brengen, in elk geval deze vervolging te vertragen. Hiertoe zal ook de met deze taak belaste cavalerie cdt. zijn gros zoo sterk mogelijk houden en zooals het G. V. C. aangeeft, achter en zijwaarts zich van een achtertroep en zijtroep bedienen, welke laatste troepen weer een linie van patrouilles uitsturen, die als staande patrouilles optreden. De patrouilles door den achtertroep uitgestuurd zullen evenals dit bij de directe beveiliging geschiedt zoo mogelijk op bepaalde tijdstippen, door den cav. cdt. op te geven, een achterwaartschen sprong maken en nieuwe sterke terreinpunten bezetten, terwijl de patrouilles van den zijtroep, welke patrouilles naar den hoofd weg loopende wegen afsluiten, op bepaalde tijdstippen terug gaande, elkaar aflossen, zoodat meerdere toegangswegen c. q. ter- reinstrooken, gedurende geruimen tijd bewaakt blijven. Het gros treedt dan op als reserve voor achter- en zijtroep. Waar echter groote kans bestaat, dat de lichte troepen van den vervolger ver zullen uithalen om daarna desnoods in front van 412

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 40