gebracht bijv. voor Artillerie-bestrijding. Maar het zou te ver voe ren dat hier geheel te ontwikkelen. Thans over de „reeds meer gemaakte vredesfout": de mobili teit hooger te stellen dan het vuur-overwicht. Generaal L. geeft in zijn artikel eenige Fransche, Duitsche en Engelsche aanhalingen uit schrifturen van vóór en na den wereld oorlog, en zegt dan: „Een ernstige studie van den wereld-oorlog kan ons het juiste gebruik van de verschillende wapens in den oorlog leeren, enz." Inderdaad. Wanneer we die ernstige studie maken zoowel van de krijgsverrichtingen buiten het z. g. Westfront als van die op dat West-front, dan zullen we leeren, dat de eerste ons acties lieten zien, waarbij heel wat hoogere eischen werden gesteld aan de mobiliteit dan aan die op het West-front; en dat in Servië, Palestina, Mesopotamië en Oost-Afrika ook de overwinnaar veelal streed met zeer beperkte, dikwijls niet al te moderne Artillerie. Overigens zij men bij het beoordeelen van krijgservaringen elders en uiteraard speciaal van die op het Westfront in den grooten oorlog zeer voorzichtig met de leerlingen zonder meer over te brengen voor onze Indische omstandigheden, die zoo geheel verschillen van de Europeesche. Die omstandigheden zijn: le. ons Indische terrein, dat zeer wegen-arm is en zeer weinig berijdbaar. (Zal ook de vijand hiermee niet bij voorbaat rekening houden?). 2e. ons Indisch menschen-materiaal, zeer beperkt beschikbaar voor de huidige zoovele te vervullen intellectueele functies, ook in de lagere rangen; 3e. onze Indische tractie-middelen 4e. ons beperkt financieel kunnen; 5e. de afwezigheid van een particuliere industrie, die na mobili satie onze militaire industrie zou kunnen steunen (aanmaak munitie) 6e. de isolatie van Indië na mobilisatie, zoodat aanvoer van per soneel, paarden en materieel uitgesloten moet worden geacht. En nu moge men in de appreciatie van de eerstgenoemde om standigheid verschillen, bezwaarlijk zal men kunnen volstaan met de opmerking van Generaal L. op bldz. 299 le lid: „dat met de „bijzondere moeilijkheden van de Indische terreinen terdege behoort „rekening te worden gehouden o. a. bij het ontwerpen van onze „defensie-plannen". Neen, die Indische terreinen zijn juist in de eerste plaats van buitengewonen, ik zou bijna zeggen van beheer- schenden invloed op ons technisch-tactisch optreden. Ik voor mij denk vóór alles aan die positieve leering, welke in de krijgsgeschiedenis overal ter wereld werd opgedaan: „De niet-sterke heeft alleen dan een kans op de overwinning, „wanneer hij snel en doortastend optreedt en zorgt het element „der verrassing aan zijn zijde te hebben". 417

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 45