ling tot geldboete, en het Crimineel Wetboek deze straffen niet kent, is de voorwaardelijke veroordeeling van militairen bij straffen door den militairen rechter voor militaire misdrijven uitgesproken, uitgesloten. Wat betreft een voorwaardelijke veroordeeling bij straffen aan militairen opgelegd door den militairen rechter voor gemeene misdrijven zoude een dergelijke veroordeeling ingevolge art. 1 van het Kon. besluit van 19 December 1889 No. 35 Ind. Staatsbl. 1890 No. 58 van toepassing zijn, ware het niet dat in de artt. 14e en 14/ van het Wetboek van Strafrecht aan den rechter, die in eersten aanleg heeft gevonnisd, rechten en verplichtingen ten opzichte van den voorwaardelijk veroor deelde zijn opgelegd, welke bij de militaire rechtspraak thans nog niet uitvoerbaar zijn, immers na de uitspraak van een vonnis door het Hoog-Mil. Ger. houdt de Krijgsraad die de zaak heeft, op te bestaan. Er is alzoo geen rechter in eersten aanleg meer. Formeel zou nu wel een nieuwe Krijgsraad kunnen worden benoemd maar dat is natuurlijk de bedoeling niet. Een uitzondering hierop is, wanneer het H. M. G. in eersten aanleg veroordeelt. Niet uitgesloten is een voorwaardelijke veroordeeling bij straf fen door den burger rechter aan militairen opgelegd. Alzoo De artikelen 14 a t/m 14 van het Wetboek van Strafrecht zijn voor militairen slechts in de twee laatste gevallen van toepassing. Daar het echter nimmer de bedoeling van den wetgever kan zijn om zoo hier en daar een dergelijke veroordeeling°op mili tairen toe te passen, zal evenals in Nederland is geschied ook voor Indië een nadere voorziening ter zake moeten woiden ge troffen. d. W. 431

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 59