digheden, die zijn gebruik aan banden legt, zij het niet meer in die mate als in de periode van de gaswolkaanvallen. Als bewijs van de groote beteekenis, welke op het eind van den oorlog allerwege aan gasmunitie werd toegekend, volgen hier eenige getallen, die aangeven het percentage dezer munitie op de totale hoeveelheid: in het Duitsche leger50 in het Fransche leger25 in het Engelsche leger25 in het Amerikaansche leger30 Hierbij zij men indachtig aan het feit, dat de Entente legers nog niet beschikten over mosterdgasprojectielen. Ware dit wel het geval geweest, dan zouden de cijfers van de Entente legers niet bij die van het Duitsche zijn achtergebleven, indien tenminste de betreffende industrie tot massa-productie in staat zou zijn geble ken. Immers het in gebruik nemen van het mosterdgas had in het Duitsche leger geen noemenswaardigen achteruitgang in gebruik tengevolge van de hoeveelheid blauw- en groenkruisprojectielen, omdat het mosterdgas de traan- en ademhalingsgiftgassen niet verving, doch aanvulde. Zelfs het percentage van 50 bleek in de practijk vaak onvoldoende. Bij sommige gelegenheden verschoot de Duitsche Artillerie ruim 80 aan gasprojectielen, wat tot ge volg had, dat op andere momenten een te kort aan gasmunitie ontstond. De industrie kon aan een dergelijk massaverbruik niet het hoofd bieden. Ook het uit de statistieken blijkende percentage gasverwondingen ten opzichte van het totaal der verliezen spreekt voor de doeltreffendheid van het wapen; in werkelijkheid moet het percentage echter veel grooter geweest zijn. In de officieele gewondenstaten zijn n. 1. alleen die gevallen vermeld, die ter ver pleging in de veldhospitalen werden opgenomen, dus niet het groote aantal, dat zonder meer te velde werd behandeld, waarbii afvoer naar achteren achterwege bleef. Bovendien zullen er op den duur ook velen zijn geweest, die zich in het geheel niet lieten behandelen; bijvoorbeeld zij, die in geringe mate door traangas sen waren getroffen, wetende, dat zij in zeer korten tijd zonder behandeling wederom geheel genezen zouden zijn. Toch werden personen tot de laatste categorie behoorende gedurende meerdere uren buiten gevecht gesteld, omdat reeds de geringste oogaan doening door traangas den man volkomen machteloos maakt. Het zelfde kan niet gezegd worden van de door kogel of scherf licht gewonden, die in het heetst van den strijd daarvan soms niets merken en dus doorloopen. Voorbeelden daarvan geeft de strijd tegen den Inlandsche vijand in overvloed, zelfs in gevallen van voltreffers blijkt de „stopping power" van onze geweren en kara bijnen onvoldoende. Eenige hand- of geweergranaten met traan gassen zouden in die gevallen vaak beter op hun plaats zijn ge weest. In de gewondenstatistieken zijn voorts ook niet vermeld 439

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 67