447
11. POLITIEK OVERZICHT.
China en Amerika. Wie Amerika's verhouding tot China in den loop der
19e eeuw bestudeert, moet het opvallen dat sedert Cateb Cushing in 1844
het verdrag van handel en vriendschap van Wang Hia sloot, de Vereenigde
Staten zich steeds onthouden hebben van het voeren van een imperialistische
politiek ten aanzien van dit land. Toch beschouwt Amerika de Chineezen
onder den zelfden gezichtshoek van rassen-vooroordeel als de Japanners. Reeds
in 1882 kwam de uitsluitingswet tot stand, waarbij de immigratie in de
Vereenigde Staten voor de Chineezen verboden werd en tot voor korten tijd
waren bij den ingang van door Amerikanen onderhouden parken en tennis
banen in China bordjes geplaatst waarop men lezen kon „Verboden toegang
voor honden en Chineezen".
Nog andere drijfveeren hebben de politiek van Amerika ten aanzien van
China beheerscht, dan de schoon klinkende democratische leuzen, die vaak
door Amerikaansche politici zijn aangeheven. Met de openstelling voor den
handel, begon het Verre Oosten te ontwaken, begon het zich te ontwikkelen
met een ongekende snelheid. De openbare meening in Amerika begon zich
over dien wonderbaarlijk snellen groei ongerust te maken, en vooral Mahan,
de bekende Amerikaansche Marinestrateeg, liet niet na in woord en geschrift
bij herhaling te wijzen op het gevaar dat voor de Westersche natie's daardoor
ontstond. Eens zou de strijd om de hegemonie in de wereld moeten ont
branden tusschen de Westersche en Oostersche beschaving.
Welke van beide rassen in de toekomst de leiding zou nemen in den ont
wikkelingsgang der wereld, kwam er volgens Mahan minder op aan. Wel
achtte hij het noodzakelijk dat de Europeesche beschaving zoolang bleef stand
houden, totdat het Aziatische ras die beschaving van het blanke zou hebben
overgenomen. Hij wees er op hoe de Romeinen er in slaagden om de
opdringende Barbaren door goed gekozen, vooruitgeschoven bolwerken in
den vorm van Koloniën tegen te houden. En deze werden daardoor zoo lang
aan de grenzen opgehouden, dat, toen eindelijk het Romeinsche Keizerrijk zijn
levenskracht had verloren en door die Barbaren werd overweldigd, deze
laatsten feitelijk reeds het beste deel van de zedeleer, wetten en Godsdienst
van de Romeinen hadden overgenomen.
Ook Amerika moest volgens Mahan die oude beproefde politiek der
Romeinen tegen het Verre Oosten toepassen en zich tijdig meester maken van
vooruitgeschoven bolwerken die het tegen het opkomende Oosten zouden
beschermen.
Mahans ideeën vonden in Amerika ingang en sedert 1897 begint zich een
krachtige Amerikaansche expansie in den Pacific te openbaren. In 1898 maakt
het zich meester van Guam en de Philippijnen, Hawai en de Sandwich-eilanden.
In '99 weet het de hand te leggen op Tutuila uit de Samaogroep en Manua
en in dat zelfde jaar richt Staatssecretaris Hay op 6 September zijn nota aan
de g;roote mogendheden waarin hij in China ten aanzien van den handel een
„politiek van de open deur" eischt.
Aanvankelijk zag Amerika in China de „slapende draak", die met de noodige
omzichtigheid moest worden behandeld. Iedere imperialistische politiek ten
aanzien van China werd uit den booze geacht. Na den Japansch-Chineeschen
Oorlog, veranderde men wel is waar van opinie en vestigde zich de meening,
dat de draak per slot van rekening een vrij mak beestje was, maar nooit heeft
Amerika zich ten aanzien van China heelemaal los kunnen maken van de
grondgedachte van de in het einde der 19e eeuw uitgestippelde politiek ten
aanzien van het Verre Oosten.