448
In de reeds hierboven genoemde nota van Hay, trad Amerika in het strijd
perk voor het behoud van de eenheid van China en maande het de mogend
heden aan tot matiging in hun optreden tegen het Rijk van Han.
Tegelijkertijd dat het zich vooruitgeschoven bolwerken in den Pacific schiep
voerde het tevens een politiek van intensieve cultureele penetratie ten aanzien
van China. Tal van Amerikaansche Zendingsgenootschappen kozen China tot
veld van actie en hebben steeds veel invloed op de politiek der Vereenigde
Staten ten aanzien van dit land welen uit te oefenen. Tal van scholen en
christelijke universiteiten werden geheel voor rekening of met mede-werking
Vn" A'Pfrikaansche Zendingsgenootschappen opgericht. Daarnaast heeft de
„Rockefeller Foundation" veel gedaan tot verbetering van de hygiënische
toestanden in China.
..Op oogenblik zijn in China 1800 Protestante zendelingen werkzaam, en
zijn er ongeveer een millioen protestante Chineesche Christenen. In 1922 kwam
de „National Christian Council" tot stand, bestaande uit 41 Chineezen en 34
vreemdelingen, een soort clearinghouse voor missiezaken, dat zich ten doel
stelde een inheemsche Chineesche Kerk te stichten. Maar de leiding van de
„National Christian Council" heeft zich niet buiten de binnenlandsche politieke
verwikkelingen weten te houden, waardoor scheuring in dit lichaam dreigt te
komen en een groot deel van het zendingswerk te niet dreigt te gaan. Het
communisme en de leer van Sun Yat Sen hebben ook hun invloeden doen
gelden op de Christengemeenten in China. Tal van Christenen hebben hun
geloof prijs gegeven, keerden zich mede tegen den vreemdeling en hun leer
meesters. Het is de oude historieEenmaal tot mondigheid gekomen, keert
zich de inheemsche intelligentsia, die al spoedig onder den invloed komt van
nationalistische tendenzen, tegen zijn opvoeders.
Amerikaansche zendingsgenootschappen en wetenschappelijke instellingen
hebben veel gedaan, voor de penetratie van de Westersche cultuur in China.
Ook de Amerikaansche Regeering hield zich niet afzijdig van deze
cultureele propaganda. In 1908 stond Amerika de Boxer-indemniteit af aan
China, dat voor dit bedrag Chineesche studenten aan de Universiteiten in de
V. S. zou doen studeeren. En in dat dezelfde jaar beloofde Taft, de Staats
secretaris van oorlog dat het China krachtig zou steunen in zijn hervormingen.
Intusschen was Amerika's houding ten aanzien van China echter op econo
misch gebied niet geheel belangeloos. In 1909 wist het van China een con
cessie te krijgen voor een spoorlijn van Kinchow naar Aigun, een lijn die de
Oost-Chineesche Baan veel concurrentie zou aandoen. Kort daarop volgde
zelfs een Amerikaansch voorstel om Mandschoerije en de Japansche en Rus
sische lijnen aldaar te neutraliseeren, waardoor de politiek der open deur
beter gewaarborgd zou zijn. Maar al deze plannen mislukten. Ook tijdens
den oorlog bleef Amerika een politiek der open deur voeren en poogde het
China's souvereiniteit tegen de Japansche expansieneigingen te beschermen en ter
Vredesconferentie stelde Wilson zelfs de opheffing van alle invloedsferen en
de bijzondere wetten der vreemdelingen in China voor. Hij moest echter
zijn wenschen ten aanzien van China aan zijn Volkenbondsideën opofferen
en Japan in Shantung de vrije hand laten.
De Vereenigide Staten hebben uitsluitend economische belangen in China,
hebben dus het meeste belang bij het bestaan van geregelde toestanden in
dat land. Op de Washington conferentie wenschte het een onaf
hankelijk China, zonder pachtgebieden, zonder politieke voorrechten van
privaat bezit zooals spoorlijnen, enz. Op aandringen van Amerika kwam de
„Board of Reference" tot stand, een scheidsgerecht dat over China-aangelegen-
heden beslissen zou, maar dat nooit van groote beteekenis is geweest, omdat
de beslissingen van dat lichaam niet bindend waren. Eveneens werd een com
missie benoemd tot het opheffen der exterritorialiteitsrechten.
En ook nu weer, voert Amerika bij de jongste gebeurtenissen in China een
zelfstandige politiek, los van alle andere mogendheden.
Op 2 Maart 1.1. werd in het Huis van Afgevaardigden met 259 tegen 44
stemmen de Porter resolutie aangenomen, waarbij besloten werd met China