454
12. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Militaire Spectator Maart 1927. De studiën over ontwapening van den
Kapitein van den Generalen Staf van Voorst tot Voorst, worden voortgezel met
beschouwingen over de kenmerken van vergelijking der bewapening, uit welk op
stel duidelijk blijkt hoe moeilijk het is kenmerken vast te stellen, aan de hand
waarvan de bewapeningen van verschillende landen vergelijkenderwijze zijn te
beschouwen, hetgeen noodig zal zijn wil men bij overeenkomst de verhouding
tusschen de bewapening van de onderscheidene mogendheden vaststellen. In
dit verband wordt voorts verwezen naar een opstel „Der heutige Stand der
Abrustungsfrage" voorkomende in de Allgemeine schweizerische Militarzeitins'
van Maart.
Luitenant van Aanholt behandelt de taak van den Verlofsgasofficier. De
verlofsgasofficieren werden in 1926, na een voorafgaand verblijf van 3
ff^anden aan een school voor verlofsofficier, gedurende 6 maanden aan de
militaire gasschool te Utrecht opgeleid tot gasvaandrig, na afloop van
welke opleiding de heeren als specialist naar de korpsen werden gezonden.
Voor het verblijf bij de korpsen geeft schrijver een programma voor
veertien dagen waaruit blijkt, dat schrijver zich voorstelt den gasvaandrig
te benutten voor opleiding en instructie. Oefeningen in het gebruik van hel
gasmasker, in den aanleg van gasvrije schuilplaatsen en in den alarmeerings-
dienst beschouwt de schrijver wel als de meest noodige.
Het zal zaak zijn om ten onzent maatregelen te beramen, dat de in Hol
land tot gasofficier opgeleide reserve-officieren ook h. 1.1. tijdens herhalings-
oefeningen als zoodanig kunnen worden geoefend. Goede kennis van Maleisch
is voor hen een belangrijke factor. Als sectie-commandant, enz. zijn ze niet
te gebiuiken, omdat ze hiervoor nimmer eene opleiding hebben ontvangen.
x, en„Y vervolgen de studie „luchtverdediging" met het onderdeel „lucht-
doelartillerie en luchtdoelmitrailleurs". Zij geven een overzicht van de nacht-
aanvallen, ondernomen op Parijs gedurende 1918; leveren beschouwingen over
de benoodigde hoeveelheid luchtdoelartillerie en achten voor bescherming
van belangrijke, afzonderlijk gelegen, objecten (fabrieken en bruggen) noodig
4 tot 12 kanonnen benevens 824 mitrailleurs; svoor minder belangrijke
objecten zouden 8 a 12 mitrailleurs voldoende zijn. Voor een divisie worden
als noodzakelijk becijferd2 batterijen (8) luchtdoelkanonnen en 1 compagnie
(16 a 24) luchtdoelmitrailleurs. Bij een bataljon infanterie zouden 2 secties elk
van 2 zware mitrailleurs noodig zijn om een voldoend sterke vuurconcentratie
op laagvliegende vliegers af te geven. Deze laatste conclusie is wel heel erg
optimistisch; immers op laagvliegende vliegers kunnen 8 goede geweerschutters
feitelijk een nog sterkere vuurconcentratie afgeven dan 2X2 mitrailleurs. Men
bedenke toch, dat, tegen zich zeer snel verplaatsende doelen, de vuursnelheid
van mitrailleurs niet tot haar recht komt. Voorts worden zoeklichten voor
luchtverdediging in beschouwing genomen. Voor een afdeeling (12 stukken)
artillerie rekent men een afdeeling (12—16 lichten) noodig te hebben. Melding
wordt gemaakt van de veronderstelling, dat volmaking van het luistertoestel de
zoeklichten overbodig zou kunnen maken. Ten slotte worden de passievemid-
delen—de verspreiding der doelen en de meteorologische dienst besproken.
Lt. van Weerden schrijft over het verdekken van nevel en rook met behulp
van vliegtuigen. Besproken worden: het verspreiden met behulp van bommen
en het gebruik van uitblaasinrichtingen; het doel van het verspreiden van rook
of nevel met behulp van vliegtuigen en verschillende zich voor het doel
eigenende stoffen. De op dit gebied in Nederland gehouden proeven zijn
buiten beschouwing gelaten. Het artikel bevat een bronnenopgave. Een min
of meer verward artikel over „camouflage" bevat geen nieuwe gezichtspunten.
Mavors Februari en Maart. De aandacht trekt een artikel„de stoot-
en vuurkracht van onze inianterie". Schrijver (Lt. Kol. Froger) zegt: De
overdreven huldiging van de vuurkracht ten koste van de beweging en de
stootkracht is het gevolg van den positie-oorlog" en geeft als bijzondere ken
merken: „bij de mitrailleurgroep, concentratie om den mitrailleur, zooveel
mogelijk vuren en een zoo gering mogelijk aantal lange sprongen, bij de