455
geweergroep uit elkaar gooien van de schutters om individueel of bij plukjes
terrein te winnen en zich in de vijandelijke stelling te werken. Daarom is het
volgens schrijver ongewenscht om het commando over de eenheid, waarin
vuur en beweging zijn vertegenwoordigd, toe te vertrouwen aan den jongsten
en laagst gegradueerden (groeps-commandant in Frankrijk). Daar komt inden
bewegingsoorlog niets van terecht. Schrijver vindt de verhouding vuur en
stootkracht in de compagnie infanterie 88 man88 man ongunstig en wenscht
per sectie 1 mitrailleurgroep met 2 L.m en 3 geweergroepen.
Kapitein van den Oeneralen Staf Schmidt levert beschouwingen over het
voorschrift velddienst 1925 en bespreektden veiligheidsdienst tijdens den
marsch, de taak van de voorhoede in verschillende gevallen, de voorspits en
de spits. Lezing van het artikel aan de hand van ons A. T. V. moge worden
aanbevolen, zij het dan dat schrijver zich als „schematisch aangelegd" doet
kennen. Kapitein der Artillerie de Bas vervolgt zijne beschouwingen over
inschieten met behulp van den luchtmeetdienst.
Een de aandacht trekkend opschrift is „het in de richting brengen van een
vuurmond met behulp van de zon". In het Maartnummer worden eenige
fundamenteele misvattingen in de voorgestelde methode ter sprake gebracht.
N. h. v. heeft de aangeprezen methode voor ons, in verband met den hoogen
zonnestand, geen beteekenis, wat wel jammer is omdat hier de zon nog altijd
heel wat vaker haar hulp zou kunnen verleenen dan in het moederland. Luitenant
Bellen bespreekt het munitieverbruik bij zware mitrailleurs en wenscht daarin
de vraag te beantwoorden „hoeveel munitie kan ik, moet ik onder gegeven
omstandigheden aan een gegeven doel toekennen
In het Maartnummer geeft J. E. F. de, in afwachting van de verschijning
van een desbetreffend reglement, in Ffolland gegeven aanwijzingen betreffende
het gevecht der lichte troepen.
C. C. de Gelder bespreekt het vuurplan van den B. C. Het opstel maakt
den indruk te zijn de neerslag van invallende gedachten. Een punt dat afzonderlijk
vermelding verdient is het volgende
„Het ideaal is, dat de B. C. de met vuur te bestrijken ruimten uitzet, en
hieruit afleidt (of door de C. Commandanten doet afleiden), waar de wapenen
moeten staan, die het afgeven". Dit is ongetwijfeld eene juiste regel, waartegen
bij oefeningen veel gezondigd wordt.
Luitenant van Aanholt vervolgt zijn ten vorigen jare aangevangen opstel
„Een oefening in den gasdienst", dat een vrij duidelijk inzicht geeft van hetgeen
voor dezen dienst van belang is. Het geheel is populair geschreven, doch wekt
het vermoeden op, dat naast „gasgevaar" ook bestaat „gevaar van den gas
dienst", nl. dat men den gasofficieren c. s. te groote bevoegdheid gaat toe
kennen. Niettemin geeft het opstel een duidelijk beeld van de taak van den
gasofficier tijdens zijn rondes langs een bataljonsvak bij den verdediger. Het
artikel wordt vervolgd.
Onder het opschrift„Samenwerking tusschen Infanterie en Artillerie" be
spreekt luitenant van der Meulen de samenwerking in de verdediging. Schrijver
staan voorbeelden uit den stellingoorlog voor oogen, nieuwe gezichtspunten
worden niet geopend.
Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap.
Vie Aflevering. Flet mitrailleurvraagstuk, tactisch en organisatisch, door
T.J. Lagerwerff.
De inleider stelt zich op een gezond infanteristisch standpunt en levert een
sluitend betoog waar hij logisch conclusies trekt. Zonder blind te zijn voor de
technische eigenschappen, die onafwijsbaar het tactisch gebruik van de mitrail
leurs beheerschen, baseert de heer Lagerwerff zijn betoog op den grond
regel „de mitrailleurs zullen met de infanterie voorwaarts gaan en met haar
de vijandelijke posities binnendringen om daar het succes te bevechten en te
verzekeren". Het directe vuur, het indirecte vuur, de waarnemingen en verbin
dingen worden besproken waarna afzonderlijk het tactisch gebruik bij den
aanval en bij de verdediging in beschouwing worden genomen. Voor den
aanval concludeert schrijver o. m.