Wanneer men derhalve de legeruitgaven wil beschouwen in het verband der totale landsbegrooting, doet men dit naar ons voor komt het zuiverste door de raming van de gewone uitgaven voor oorlog, na aftrek van het bedrag der rechtstreeks tegenover staande ontvangsten te vergelijken met de raming van de zuivere gewone landsuitgaven, dat zijnde gewone uitgaven (uitgezonderd die voor monopolies, producten en bedrijven) na aftrek van het bedrag der rechtstreeks tegenover uitgaven staande ontvangsten. Doet men dit voor de thans bekend geworden cijfers van het ontwerp 1928, dan ziet men dat op de lijst der zuivere gewone landsuitgaven, ten totale van f 477.546.067, Oorlog voor een be drag van f 67.697.277 voorkomt, hetgeen een verhouding weergeeft van 14.2 procent. In het ondervolgende staatje vindt men dit verhoudingsgetal ook berekend voor de voorafgaande jaren, te beginnen met 1921, waaarbij zij aangeteekend, dat voor de jaren 1921 t/m 1926 de uitkomstencijfers zijn vermeld, terwijl voor 1927 en 1928 de ramingscijfers zijn opgenomen. 1 2 3 4 Begrootingsjaar. Totaal zuivere gewone landsuitgaven. Gewone uitga ven voor oorlog na aftrek van het bedrag der rechtstreeks tegenover uitga ven staande ont vangsten. De bedragen in kolom 3 uitge drukt in procen ten van die in kolom 2. 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 583 millioen 509 436 403 419 445 451 478 102 millioen 100 72 64 62 62 63 68 18 procent 20 17 16 15 14 14 14.2 In een vroeger artikel') constateerden we reeds, dat de Indische oorlogsbegrooting in de laatste jaren niet alleen in absoluten zin, 381 Zie I. M. T. 1927 No. 1.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 9