543 Uit het bovenstaande blijkt voldoende dat Duitschland langs omwegen zijn strijdmacht tracht uit te rusten. In Engeland begint men dan ook in te zien dat het geen zin heeft, om Duitschland restricties op te leggen in zaken de bewapening, daar men Duitschland dan afhankelijk maakt van Rusland en dwingt om zich naar de Sovjet-Republiek te orienteeren. Ja, Engeland gaat den laatsten tijd nog veel verder. „Augur", een zeer goed ingelicht politicus, die zeer nauwe relaties onderhoudt met het de Britsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken gaat in een artikel in de Mei-aflevering 1927 van de Fortnightlly Review zelfs zoo ver, dat hij wil overgaan tot de herziening van het Dawesplan, in dien zin dat Duitschland zelf in de gelegenheid zal worden gesteld om in de afdoening van zijn schul den te voorzien zonder eenig toezicht van derden, terwijl bovendien op een spoedige ontruiming van het Rijnland wordt aangedrongen. In Frankrijk zullen deze voorstellen vermoedelijk niet in goede aarde vallen. De „Stahlhelm" betooging te Berlijn op 9 Mei 1.1. waaraan 10.000 man deel namen en waarbij drie Duitsche prinsen tegenwoordig waren, de uitdagende redevoeringen van rechtsche partijleiders zooals Hergt en Westarp, de inwil liging door de Duitsche regeering van het verzoek der Sovjet-Republiek om zich te willen belasten met de Russische belangen in Engeland en van het verzoek om de ambtenaren von het Arcoshuis in de gelegenheid te stellen om hun zaken van uit Berlijn af te wikkelen, dat alles heeft Frankrijk kopschuw gemaakt. Met de ontruiming van her Rijnland wil het dan ook niet al te best vlotten. Wel werd de bezetting van 60.000 man op 50.009 man teruggebracht, maar daarbij is het gebleven en van de vervulling der belofte te Locarno gedaan, dat die bezetting zou worden teruggebracht tot 15.000 man, ongeveer de sterkte der Duitsche garnizoenen in die gebieden van vóór den oorlog, is tot nogtoe niets gekomen. Geen wonder dan ook dat Stresemann tenslotte na de rede te Luneville van Poincaré over het Duitsche militairisme, met de vuist op tafel heeft geslagen en krachtig op inlossing van de gedane belofte heeft aangedrongen. Overigens is ook in Frankrijk naar aanleiding van het politieke offensief der Engelschen een verscherpte actie tegen het communisme gevolgd, die zich voornamelijk tegen de communistische kamerleden heeft gericht Intusschen schijnt Tschitscherin krachtige pogingen aan te wenden, tot een nauwere aansluiting met Frankrijk en genegen te zijn de oude Russische schulden aan de Fransche Republiek te erkennen. Rusland schijnt zelfs genegen te zijn daartoe jaarlijks een bedrag van 75 millioen francs in petroleum aan Frankrijk te leveren. Tegen Polen, Frankrijks bondgenoot, voerde Rusland naar aanleiding van de vermoording van den Sovjet gezant Vozkow, door een jongen Rus te Warschau, een venijnige actie, een geschil dat ondanks de luide vertogen van Rusland tenslotte toch op vredelievende wijze is bijgelegd. Roemenië, de derde staat in het Fransch-Poolsche-Roemeensche blok, heeft ook een politiek succes te boeken gehad door de erkenning door Italië van zijn rechten op Bessarabië. Toch is deze concessie niet zoo zeer gedaan in het belang van Engeland, dan wel in het belang van de Italiaansche omsin- gelingspolitiek tegen Yougo-Slavië, het laatste bolwerk van de Fransche Bal- kanpolitiek. De verhouding tusschen Frankrijk en Italië is den laatsten tijd iets beter geworden. Italië ziet zich gesteld voor de oplossing van het probleem van zijn overbevolking, daar het zielental van het land jaarlijks met 400.000 zielen toeneemt. Het moet die overbevolking zien te spuien. Óveral waar Italië aan zwakke buren grenst stuit het op onvruchtbare, economisch onbeduidende gebieden. Daar waar echter werkelijk groote massa's van de Italiaansche bevol king onder zouden kunnen worden gebracht, zooals in Noord-Afrika, Zuid- Frankrijk en Savoie, stuit het op Frankrijk. Daaruit is de Fransch-Italiaansche tegenstelling geboren. In het bovenstaande is de verhouding tusschen de Staten van Europa in groote lijnen geschetst. Engelsche staatslieden hebben altijd een sterk intuitief

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 103