Daartoe zullen uit den aard der zaak ingrijpende maatregelen noodig zijn, geheel vallende buiten het kader van de regelen die tot nu toe werden gevolgd. Dat is eigenlijk niet zoo vreemd; is het niet veel vreemder, dat de L. A. bij haar oprichting en groei gehuisvest werd en bleef onder hetzelfde dak van voorschriften en bepalingen, waaronder reeds de overige wapens en diensten woonden? De vliegerij is een heel bijzonder vak; reeds vóór men er bij komt, worden bij een speciale keuring speciale eischen gesteld en de daarna volgende geregelde beoefening van de luchtvaart laten ongetwijfeld hun sporen na op het physiek en de psyche van de vliegeniers. De gebruikelijke halfjaarlijksche herkeuringen zijn niet voor niets ingesteld. Dan eischt het vliegen de geheele persoon, niet alleen gedurende het eerste jaar van de opleiding, doch ook lang daarna. Na één jaar ongeveer wordt meestal het groot militair brevet gehaald, daarna moet de noodige practijk in het dienen in vliegtuigafdeelingsverband worden verkregen, vervolgens zoo mogelijk de opleiding voor waarnemer gevolgd, en daarna, d. i. dus op zijn vroegst na drie jaar kan er aan gedacht worden een meer specialistische richting in te slaan. Eenmaal in een bijzondere betrekking, bv. instructeur, invlieger, vliegtuigafdeelings-commandant, officier van wapening, duurt het nog meestal geruimen tijd voor men een „heele" kracht is. Dan begint men pas de rente op te brengen van het in de opleiding gestoken kapitaal. Dat er voor een zoo op zichzelf staand vak bijzondere bepalingen moeten bestaan is bijna van zelfsprekend. Het eigenaardige karakter van het luchtwapen heeft dan ook andere mogendheden er toe gebracht dit onder een afzon derlijk departement te stellen. In de U.S.A. was dat blijkbaar nog niet voldoende waarborg voor een goeden gang van zaken; daar is door de Army-Airforce-bill sedert Juli 1926 bij de wet bepaald o. a. dat de Commandant en minstens twee van de drie hem toegevoegde Hoofd- of Opperofficieren uit den vliegdienst moeten zijn voortgekomen; dat voorts alle lagere commandanten als vlieger gevormd, en dat minstens 90 van de overige officieren van den vliegdienst afkomstig moeten zijn. Nu kunnen we onze kleine luchtmacht bezwaarlijk vergelijken met de Amerikaansche, doch juist onze geringe sterkte eischt klemmender dan in het land van den dollar het behoud van goede ervaren krachten. Aan een zoo radicale reorganisatie zullen natuurlijk bezwaren verbonden zijn; in vele gesprekken daarover tusschen in- en outsiders hoorde ik zelfs van onoverkomelijke moeilijkheden, doch bezwaren zijn aan elke reorganisatie verbonden, elke toestand heeft ook zijn nadeelen, doch ze kunnen nimmer zoo groot zijn als die, welke den tegenwoordigen toestand aankleven: het niet kunnen uitgroeien tot een goede gevechtswaardige macht. 474

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 10