sioenbepalingen, met bv. 1% wordt verhoogd; een maatregel tevens
die de animo om vliegenier te worden zal verhoogen, en die ook
in verband met -de eischen die het vak aan het physiek stelt en den
invloed dien het daarop heeft, niet onbillijk lijkt.
Hoewel reeds eerder werd aangegeven dat geen enkel bezwaar
van zooveel gewicht kan zijn als die welke het tegenwoordige
stelsel aankleven dat zijn gebrek aan anonimo en vooral de
moeilijkheid ervaren krachten te krijgen en de onmogelijkheid
ze te houden lijkt het niet ondienstig hier toch een der zooge
naamd onoverkomelijke moeilijkheden te bespreken, welke zich bij
de instelling van een afzonderlijk korps officieren van de Luchtvaart
zouden voordoen, en waarop in gesprekken die ik bijwoonde aller
eerst en in 't bijzonder den nadruk werd gelegd. Het is de bewering
dat er geen voldoende débouché zou zijn voor hen, die wegens
lichamelijke ongeschiktheid of om andere redenen het vliegen
moeten staken.
We mogen wel aannemen dat aan de hand van de voorafge
gane 10 keuringen op het moment van overgang naar het Lucht
vaartkorps wel met vrij groote kans op juistheid een voorspelling
te maken zal zijn omtrent het al dan niet nog bv. 6 jaar kunnen
blijven vliegen. In elk geval kunnen zij van wie met zekerheid te
zeggen valt dat ze het zoo lang niet meer uithouden, teruggaan
naar hun wapen. Doch dit zal nog lang niet altijd noodzakelijk, of
zelfs maar gewenscht zijn. Alle betrekkingen, hiervoren genoemd
onder A, B. en D. kunnen worden bekleed door Officieren die het
vliegen hebben gestaakt. Bovendien is er geen enkel bezwaar om
bij de hierin beschreven pensioensbepalingen officieren die verder
niet meer bruikbaar zijn, na 15 dienstjaren te pensioneeren.
Op deze wijze zou een vaste kern van geselecteerde krachten
kunnen worden gevormd, die den verderen groei en ontwikkeling
van het luchtwapen met succes mogelijk zou maken; deze kern
toch zal dan bestaan uit menschen, die vanaf het begin hunner
aviatische loopbaan zich geheel aan de L. A. hebben gegeven, hun
eigen toekomst met die der militaire vliegerij verbindend.
Het geschetste stelsel zal menigeen duur lijken, doch het thans
gevolgde is ook niet goedkoop; wellicht zelfs duurder. Voor elke
geroutineerde kracht die weggaat moet iemand anders worden
opgeleid, en die opleiding tot het groot militair brevet kost onge
veer 20000,per man. Dan is die man nog lang niet gerouti
neerd en de weg naar routine wordt lang niet altijd zonder schade
afgelegd.
Wordt dus de gemiddelde tijdduur van de vliegerloopbaan ver
dubbeld, dan worden de directe opleidingskosten al tot de helft
teruggebracht. Het behoeft waarschijnlijk geen betoog dat ervaren
instructeurs, invliegers en ander personeel veel brekages zullen
voorkomen, en heel wat economischer zullen werken dan onge
routineerd personeel. Zoo is er winst aan alle kanten.
478