waarbij telkens, van één zijde af, de geheele massa eenige malen
regelmatig met de schop wordt omgewerkt. De steenen moeten
geheel en al door een dun laagje mortel omgeven, z. g. vertind
zijn, terwijl een handvol betonspecie zooveel plasticiteit moet
bezitten, dat daarvan een bal kan worden gevormd, waarbij de
hand zichtbaar vochtig wordt.
De aldus verkregen betonspecie moet vervolgens in een be
paalden vorm in het werk worden aangebracht. Behalve door
reeds aanwezige aansluitingsvlakken, b. v. van metselwerk, wordt
deze vorm vastgelegd door tijdelijke planken wanden, de bekis
ting. De bekisting moet den druk van de nog niet verharde beton-
massa kunnen weerstaan, waartoe als regel het aanbrengen van
schoren en stempels noodzakelijk is. Na de verharding van de
betonmassa moet de bekisting echter weer gemakkelijk kunnen
worden verwijderd de constructie der bekisting dient hierop te
zijn gebaseerd.
De aangemaakte betonspecie wordt na in de tevoren nat gemaakte
bekisting op haar plaats te zijn gebracht („gestort") tot een laag
van 15 a 20 cm dikte uitgespreid en met houten of ijzeren stam
pers aangestampt totdat het bovenvlak nat wordt en zich een
laagje water daarop begint te vormen. Dan wordt een nieuwe
laag opgebracht, die op dezelfde wijze wordt behandeld en zoo
voort.
Ook voor betonspecie geldt, dat geen grootere hoeveelheid mag
worden aangemaakt, dan die, welke dadelijk in haar geheel kan
worden verwerkt. Om dezelfde reden als bij mortels is aangegeven
mogen onverwerkt gebleven resten betonspecie niet meer worden
gebruikt.
Het te vervaardigen betonblok wordt zoo mogelijk door onaf
gebroken arbeid in één werktijd zonder rusten in zijn geheel
voltooid. Het onderbreken van het werk is nadeelig met het oog
op de aanhechting van de versche betonspecie op de reeds
gestorte betonmassa, die in staat van binding verkeert. De stort-
vlakken, die hierdoor ontstaan, vormen minder sterke plaatsen in
het beton en dienen daarom vermeden te worden.
Gewapend beton.
Ter plaatse waar, als gevolg van de belasting, die het con-
structiedeel in beton te dragen heeft, uitrekking van het beton
zou kunnen plaats hebben, worden ijzeren staven daarin aange
bracht, in de richting, waarin de uitrekking te verwachten is. Dit
is b. v. het geval aan de onderzijde van een bij de uiteinden
ondersteunden balk, die aan de bovenzijde wordt belast.
Het beton, dat wel tegen samendrukking, doch niet tegen uit
rekking bestand is en dientengevolge zou gaan scheuren, wordt
door die ijzeren staven tegen uitrekking als het ware gewapend;
het ijzer neemt de uitrekkende krachten op en voorkomt aldus
487