Het muuroppervlak, zoowel van de fundeering als van het
opgaande metselwerk, wordt ter plaatse van het trasraam meteen
waterdichte specie bepleisterd. Onder het pleisteren van een
muuroppervlak verstaat men het volzetten van de voegen tusschen
de steenen en het aanbrengen van een laag mortel daartegen, ter
dikte van 1 a l'/2 cm, die met pleisterborden vlak wordt afgewerkt.
Dat ter plaatse van het trasraam ook het pleisterwerk waterdicht
moet zijn, spreekt wel vanzelf. Doch ook het boven het maaiveld
uitstekende deel van den fundeeringsmuur, dat zich onder het
trasraam bevindt, wordt aan de buitenzijde waterdicht afgepleisterd
om vochtvlekken op dit muurgedeelte te voorkomen. Deze pleis
terlaag wordt, wanneer kans op uitspoeling bij regen bestaat, tot
b.v. 15 cm onder het maaiveld doorgetrokken.
Wanneer de beraping voldoende is verhard, wordt de fundeering
aangeaard. Het is raadzaam de fundeeringssleuf aan beide zijden
van den muur met zand in plaats van met den uitkomenden grond
aan te vullen. Aan de binnenzijde is een zandaanvulling bepaald
noodzakelijk met het oog op het vermijden van latere verzakkingen
van den vloer, aan de buitenzijde is zij zeer gewenscht in verband
met eventueele werking van de aardkorst als gevolg van atmos
ferische invloeden en van aardbevingen. De scheidende zandmassa
vermindert in dit geval nl. de wrijving tusschen de fundeering en
den werkenden grond.
Deur- en raamkozijnen.
Bij het opmetselen van de muren op de fundeering moeten de
in de ontwerpteekeningen aangegeven deur- en raamopeningen
worden uitgespaard. De omlijsting van deze openingen, gewoonlijk
in hout uitgevoerd, noemt men kozijnen. De deuren en ramen
worden draaibaar en zuiver sluitend aan deze kozijnen bevestigd,
z. g afgehangen.
Fig. 5 geeft een voorbeeld van een deurkozijn voor een draaiende
deur. Het kozijn bestaat uit twee stijlen en een bovendorpel, die
met een pen- en gatverbinding aan elkaar zijn verbonden, d. w. z.
elke stijl is voorzien van een pen, opgesloten in een passend
gat in den bovendorpel. De dikte van de pen bedraagt 1/3 van
de houtbreedte van het kozijn. Het opsluiten der verbinding ge
schiedt öf met taaie treknagels (fig. 6) öf met wiggen. De boven
dorpel steekt aan beide zijden nog 10 cm buiten de stijlen
uit; deze uitstekende deelen worden afgeschuind om ze achter
de pleisterlaag te doen verdwijnen ze dragen den naam van de
ooren van het kozijn en worden voorzien van ruw bekapte groe
ven tot betere aanhechting van de specie. Tot opname van de
deur in dichten stand, zoodanig, dat geen doorgaande reten ont
staan, wordt de binnenzijde van het kozijn voorzien van een
sponning, waarvan de breedte iets grooter is dan de dikte van
de deur en de diepte l'/2 a 2 cm bedraagt. Het vlakje van 1V2
491