Een laag steenen, waarbij de koppen in het gezicht komen,
noemt men een koplaag, een laag, waarbij de strekken te zien
komen, een streklaag (fig. 12a).
De met mortel gevulde verticale voegen tusschen de steenen
dragen den naam van stootvoegen, de horizontale voegen heeten
lintvoegen (fig. 10a). Verder spreekt men van een klezoor en een
drieklezoor en bedoelt daarmede onderscheidenlijk een steen met
'/4 en een met 3/4 van de normale lengte.
Bij de samenstelling van den muur moet met het oog op den
samenhang van het geheel het boven elkaar komen van stoot-
voegen worden vermeden. Men werkt in verband, d. w. z. de
steenen worden op een bepaalde wijze ten opzichte van elkaar
gerangschikt, zoodanig, dat een gunstige voegverdeeling ontstaat.
Van de verschillende verbanden, die worden toegepast zullen de
meest gebruikelijke worden beschreven, n. 1. het halfsteensverband
en het kruisverband.
Het halfsteensverband wordt overeenkomstig den naam slechts
toegepast bij halfsteensmuren. De ligging van de steenen moge
blijken uit de figuren 10 en 11, waarin een vrijstaande muur en
een rechthoekige ontmoeting van twee halfsteensmuren zijn voor
gesteld. De steenen worden op twee wijzen gelegd, die beurte
lings in de opvolgende lagen worden toegepast.
Het kruisverband wordt gebezigd bij muren van meer dan f2
steen dikte. Zooals uit fig. 12a blijkt, wisselen koplagen en
streklagen elkaar regelmatig af. Daarbij wordt opgemerkt, dat de
opvolgende streklagen telkens een halve steen ten opzichte van
elkaar verspringen, waardoor de in de figuur met een dikke lijn
aangegeven voegteekening ontstaat, die voor het kruisverband
kenteekenend is. De verschillende lagen zijn voorgesteld in de
figuren 12b en 13.
Bij het opmetselen van de muren moeten bij z. g. „schoon werk",
waarbij de voegen in het gezicht blijven, maatregelen worden getrof
fen om te voorkomen, dat de stootvoegen ten opzichte van elkaar
verloopenen dat de lintvoegen ongelijk dik of niet horizontaal zou
den blijven. Daartoe wordt de onderste laag steenen eerst als een
pasrij los, zonder mortel, op de fundeering neergelegd. Door nu
de steenen dichter bij elkaar of verder van elkaar af te leggen
kan men de dikte der stootvoegen regelen. De plaatsen van deze
voegen worden daarna door een merkteeken (kras op de steenen)
op de fundeering aangegeven en aldus vastgelegd. Met een
schietlood kunnen de stootvoegen bij het optrekken van den
muur ten opzichte van elkaar en van deze merkteekens worden
gecontroleerd. Overigens wordt gebruik gemaakt van verdeellatten,
stevige, rechtgeschaafde latten, waarop de verdeeling der stootvoe
gen door middel van zaagsneden is aangegeven.
Daar in Indië de muren als regel aan beide zijden worden
bepleisterd, komt schoon voegwerk zelden voormen volstaat
494