ook wordt onder het raamkozijn een steenen onderdorpel gemetseld,
waarvan het bovenvlak naar buiten afwaterend is bewerkt en
die eenigszins buiten het muurvlak vooruitspringt.
Wanneer men na het inmetselen van de deur- en raamkozijnen
op de gewone wijze met het metselwerk zou doorgaan en de
muren dus in horizontale lagen op de bovendorpels zou optrekken,
zouden deze bovendorpels het volle gewicht van den muur en
den druk van het daarop rustende dak te dragen krijgen. Nu zal
na versteening van de voegen het metselwerk door overkraging
de openingen in den muur wel vanzelf overbruggen, doch ook
in dit geval blijft theoretisch een nagenoeg driehoekig stuk met
selwerk direct op de bovendorpels der kozijnen rusten. Belasting
van de bovendorpels zou een, zij het ook geringe, doorbuiging
van deze tengevolge kunnen hebben, hetgeen klemming van
deuren en ramen zou kunnen veroorzaken. Het is daarom alleszins,
wenschelijk de kozijnen te ontlasten en den boven de deur en
raamopeningen heerschenden druk over te brengen naar de aan
grenzende muurpenanten.
Hiertoe bestaan verschillende methoden. De meest gebruikelijke
zijn de toepassing van strekken, bogen en lateien (fig. 17).
Een strek is een wigvormig samenstel van op hun kant gemetselde
baksteenen. Als gevolg van den wigvorm klemt de strek bij verticale
belasting zichzelf vast tusschen de aangrenzende muurdeelen en
is aldus in staat den druk naar beide zijden van de muuropening
af te leiden. De lintvoegen van den strek zijn gericht naar één
punt, het porringplintgelegen op l'/2 X de dagwijdte van de
te overspannen muuropening beneden het midden van den onder
kant van den strek. De lagen van den strek zijn dus ieder op
zich zelf eveneens wigvormig en kunnen dus bij belasting niet
naar beneden uitzakken. De wigvorm der lagen kan worden ver
kregen door bekapping van de steenen of wel door de voegen
naar beneden toe dunner te maken. Daar de inlandsche baksteen
zich weinig leent tot het zuiver behakken, zal de wigvorm der
lagen van een strek in deze steen meestal worden verkregen door
verandering van de voegdikte.
De werkwijze bij de vervaardiging van een strek is de volgende.
Nadat zoo noodig een tijdelijke ondersteuning van den strek in
den vorm van een horizontaal gestelde plank is aangebracht,
wordt het porringpunt door middel van een spijker in den muur
of in een tegen de beide kozijnstijlen of tegen de rechtstanden
(muren ter weerszijden van de opening) gespijkerde plank aan
gegeven. De steenen worden nu bij het metselen gericht door een
draad, die aan den spijker in het porringpunt is bevestigd, langs
de steenen gespannen te houden. Wanneer de strek wordt be
pleisterd en dus niet in het gezicht komt, geschiedt de voegver-
deeling en het richten van de steenen op het oog zonder verdere
hulpmiddelen.
496