vloer geheel op te breken, de zandaanvulling te verbeteren en
den vloer na goed inwateren opnieuw te leggen.
Het aanplempen of inwateren geschiedt het best door het aan-
vulzand in lagen van hoogstens 20cm aan te brengen, aan te stam
pen en daarna in te wateren totdat het geheel onder water staat,
waarbij erop gelet dient te worden, dat het water weg kan zakken.
De zanddeeltjes worden dan door het wegzakkende water vast
ineengevlijd.
Vervolgens wordt een tweede laag opgebracht, enz.
Ook nadat de juiste hoogte is bereikt, dient het inwateren van de
zandlaag nog te worden voortgezet. Men houde de zandaanvulling
zekerheidshalve nog minstens 24 uur onder water.
Eerst nu heeft men voldoende zekerheid, dat een op deze vaste
zandplaat gelegde vloer niet zal verzakken en kan dus tot het
aanbrengen van den vloer worden overgegaan.
Bij het leggen van een vloer van kleine tegels, b. v. Portland-
cementtegels, wordt als volgt te werk gegaan. Nadat het boven
vlak van de zandaanvulling op de vereischte hoogte is afgestre
ken wordt langs twee samenkomende wanden een pasrij gelegd
van losse tegels, waarbij blijkt of en hoeveel van de tegels der
laatste rijen zal moeten worden afgehakt om den vloer passend
aan de wanden te doen aansluiten Tevens worden de pasrijen
benut om de voegverdeeling op de fundeering met krassen aan
te geven.
Om een zuiver vlakken vloer te verkrijgen worden de tegels
gelegd langs een strak gespannen draad, die op de tegenover
elkaar gelegen fundeeringen wordt bevestigd overeenkomstig de
daarop aangegeven voegverdeeling. De draad wordt na het leg
gen van een rij tegels over een tegelbreedte verplaatst voor het
richten van een volgende rij. Het is wenschelijk de tegels vol
in een laagje trasspecie te leggen van de samenstelling: 1 kalk, 1 tras,
3 zand, hoewel hiervoor ook een kalkmortel wordt gebruikt van
1 kalk, 3 zand. Om mortel te besparen worden de tegels dikwijls
slechts langs de randen in de specie gezet, zoodat midden
onder den tegel geen mortel voorkomt. Men heeft hierbij het
voordeel dat de tegels steeds gelijkmatig dragen.
Bij groote vertrekken wordt bij het leggen der tegels van het
midden uit gewerkt. Men stelt in het midden van den vloer eenige
tegels op de juiste plaats en de juiste hoogte en gebruikt deze als
richtpunt voor het leggen van den vloer daaromheen.
De voegen tusschen de tegels moeten zoo dun mogelijk zijn en
worden met een verdunde cementmortel volgestreken. Bij gele tegels
(grès artificiëj-tegels) voegt men een weinig oker aan de cement
toe of poeder, verkregen door het fijnmalen van een tegel. Bij
hardsteenen tegels wordt zwartsel door de mortel gemengd.
Een hetonvloer bestaat als regel uit twee lagen van verschillende
dikte en samenstelling. Als voorbeeld kan worden gesteld een
vloer, bestaande uit een onderlaag, dik 6 cm, van een samenstelling
504