A. De commissie ziet op het oogenblik niet in op weike wijze men een beperking van het gebruik van giftgassen zou kunnen baseeren op physische, chemische en physiologische eigen schappen en ze wijst er op, dat verschillende springstoffen giftgassen produceeren, die dikwijls den dood veroorzaken op dezelfde wijze als oorlogsgassen. B. Het is onmogelijk het onderzoek van gassen, zooals die ge bruikt worden bij de oorlogvoering, te verbieden of te con troleeren en er bestaat geen zekerheid, dat alle landen zich zouden houden aan een overeenkomst om het resultaat van een onderzoek mede te deelen. i) C. Door het enorme gebruik van krachtige oorlogsgassen voor vredesdoeleinden is het onmogelijk de productie van deze gassen werkelijk te verbieden. Van de in den wereldoorlog gebezigde gassen worden er verschillende op ruime schaal in vredestijd gebruikt, waaronder vele waardevolle stoffen als: CI2, Br2, COCl2, CCI3N02 en HCN en andere, die waarschijn lijk spoedig ook gebruikt zullen worden. Het zou slechts mogelijk zijn de productie van die gassen te beperken door een algemeene internationale regeling van de chemische in dustrie en den handel. D. Oorlogsgassen, die niet in vredestijd gebruikt worden, hebben een chemische samenstelling, die verwant is aan stoffen, die geregeld gebruikt worden. Het resultaat is, dat het slechts mogelijk zou zijn om gedurende een tijdperk van gespannen verhoudingen een mogelijken vijand te beletten gas op groote schaal te fabriceeren (als hij dit ondanks overeenkomsten en de bedreiging van zware straffen onder de internationale wetgeving toch zou willen doen) indien de beperkingen, zoo als onder C genoemd, werden doorgevoerd bij de vredesin- dustrieën b. v. de kleurstofnijverheid. E. Zelfs als slechts één macht in de wereld een internationale overeenkomst weigerde na te komen, met name weigerde af te zien van het gebruik van giftgassen bij haar oorlogsver klaring, dan zou de algemeene overeenkomst van absolute onwaarde worden. F. Het waarschijnlijk gevolg van het gebruik van gas door een niet nauwgezetten vijand in strijd met de overeenkomst en bij afwezigheid van een voldoend zware straf onder de inter nationale wet, zou zoo ernstig zijn, dat geen land het risico zou durven loopen dit onvoorbereid te ondervinden. Bij het maken van gasmaskers, is het noodig gassen te bereiden, welke De laatste paragraaf van art. 8 van het Volkenbondsverdrag vraagt open hartige uitwisseling van bijzonderheden, die betrekking hebben op de oorlog voering.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 70