len zijn. Heeft men boven dit aantal bombardeer-vliegtuigen (dus geen gevechts- en verkenningsvliegtuigen) nog bovendien de beschikking over meerdere vliegtuigen van die soort, dan zullen deze in de eerste plaats worden aangewend tegen belangrijke mili taire objecten in het binnenland gelegen. Daartoe behooren in de eerste plaats, vliegkampen, kantonne- menten, fabrieken voor oorlogsmaterieel, magazijnen met oorlogs- voorraden enz. Eerst wanneer dan nog meer vliegtuigen beschik baar zouden zijn, zou er gevaar voor terrorisatie van de burger bevolking bestaan. Inderdaad zou in dat geval ook met meer kans op succes van gas- dan van explosiefbommen gebruik kunnen wor den gemaakt, terwijl bij de daarvóór genoemde doelstelling uit sluitend van explosiefbommen eenig resultaat is te verwachten. Wij gelooven niet, dat eenig land, gewikkeld in een oorlog, die het tot het behalen van de overwinning met inspanning van alle krachten zal moeten voeren, in staat zal zijn bombardeervliegtuigen te bestem men voor terrorisatie van burgerbevolking, omdat zich daartegen verzetten de materieele en militaire eischen. Er mag toch worden verwacht, dat een oorlogvoerende mogend heid zijn kostbaar materieel in de eerste plaats zal inzetten tegen het hoofdobject, de vijandelijke strijdkrachten en niet tegen neven objecten, ter bereiking van een bijkomstig doel. Ook politieke over wegingen, voortvloeiende uit de vrees voor de openbare meening, het publieke geweten, zullen een rem blijken te zijn voor het nemen van het besluit om weerlooze burgers een bombardement te doen ondergaan. In den afgeloopen oorlog heeft die openbare meening zijn grooten invloed bewezen; Duitschlands moreele positie werd er door geknakt. In den afgeloopen oorlog is geble ken, dat het zedelijk bewustzijn van alle beschaafde volken een inbreuk op Volkeren- en Oorlogsrecht, die beide de onschendbaar heid van weerlooze bevolking huldigen, niet duldt. Hiermede dient iedere oorlogvoerende staat in de toekomst terdege rekening te houden. Ook de vrees voor vergeldingsmaatregelen zal het optreden tegen weerlooze burgerbevolking aan banden leggen. Dit moge o. ablijken uit het feit, dat Duitschland in October 1918 wereld kundig maakte, dat geen luchtbombardementen meer zouden plaats hebben tegen punten, buiten het eigenlijke gevechtsveld ge legen, in de hoop, dat de Geallieerden, die kort te voren met hunne luchtraids grooten schrik in verschillende Duitsche Rijnsteden had den verspreid, dit voorbeeld zouden volgen. Toch waren de hierbedoelde luchtbombardementen uitsluitend gericht tegen militair-gewichtige punten. Hoewel daarbij ook bur gers als slachtoffers vielen, was dit allerminst het doel der raids, maar toe te schrijven aan de groote moeilijkheden, welke bij deze luchtbombardementen zijn te overwinnen, zoodat de uitvoering veel te wenschen overliet. Hierdoor werd soms de schijn gewekt, alsof de aanval inderdaad tegen de burgerbevolking was gericht. 517

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 77