5. INFANTERIE-ORDER No 1 EN DE KARABIJNMITRAIL-
LEUR-BEDIENING
door
D. C.
Volgens het vijfde wijzigingsblad op Inf. Order no. 1 wordt in
artikel 3 voor den niet-europeeschen fuselier geëischt, opdat hij
tot infanterist 1ste klasse aangesteld kan worden
1een diensttijd van minstens zes jaar.
2. behoorlijk gedrag, behoorlijke plichtsbetrachting en ijver.
3. een in alle opzichten goed voldoen bij den patrouilledienst
in de buitengewesten gedurende een verblijf van tenminste twee
jaar in die gewesten.
Voorts het voldoen aan tenminste drie der navolgende eischen
a. B of C schutter zijn.
b. voldoende geoefend zijn in het laden, ontladen en vaardig
maken van den G.M.het vuren (dat wil zeggen het verrichten
van alle handelingen, die noodig zijn om een schot af te geven,
zonder dat daarbij van losse of scherpe patronen gebruik behoeft
te worden gemaakt) met dat wapen het verwisselen en afkoelen
van den loop en het opheffen van de meest voorkomende vuur-
storingen
c. granaatwerper eerste klasse zijn.
d. vrij goed partijschermer zijn op karabijn en klewang.
e. Voldoen aan de lichte of zware vaardigheidsproef.
telefonist eerste klasse zijn.
g. seiner eerste klasse zijn.
Verder werd bepaald voor d i e niet-europeesche fuseliers,
die een diensttijd van tenminste twaalf voor sold ij ver
hooging tellende dienstjaren kunnen doen gelden, dat
zij tot infanterist eerste klasse kunnen worden aangesteld, indien
zij zich onderscheiden door gedrag, plichtsbetrachting, ijver en
zoodanige flinkheid, dat zij met het gezag over andere soldaten
kunnen worden belast en bovendien voldoen aan een van de
hierboven onder a. tot en met g. genoemde eischen. Voor deze
fuseliers, met twaalf of meer dienstjaren werd derhalve niet
impératief voorgeschreven de eisch, dat zij gedurende een
verblijf van tenminste twee jaar in de buitengewesten in alle
opzichten goed hebben voldaan bij den patr. dienst.
Tenslotte werd bepaald voor de niet-europeesche fuseliers van
anderen dan Men. of Amb. landaard met minder dan zes
520