jaar dienst, dat zij op een desbetreffend met redenen omkleed voorstel aan den Insp. der Infanterie voor g e 1 ij k s t e 11 i n g in s o 1 d ij met Men. en Amb. kunnen worden voorgedragen, mits zij in persoonlijke eigenschappen als flinkheid, doortastend heid, aanleg tot uitoefening van gezag, plichtsopvatting e. d. zoodanig uitmunten, dat zij kunnen worden geacht in militaire waarde met Men. of Amb. soldaten gelijk te staan. Deze gelijkstelling wordt echter als regel niet verleend dan nadat de betrokkene alweer tenminste twee jaar bij den patr. dienst in de buitengewesten in alle opzichten goed heeft voldaan. Deze laatstgenoemde eisch van patr. dienst in de buitenge westen geldt derhalve i m p r a t i e f voor alle niet-europeesche fuseliers (in deze beschouwing wordt verder alleen gedoeld op niet-eur. fuseliers van anderen dan Men. of Amb. landaard), die minder dan twaalf dienstjaren kunnen doen gelden en voor inf. 1ste kl. in aanmerking komen, en als regel impératief voor hen, die minder dan zes dienstjaren tellen, doch in aan merking komen voor gelijkstelling in soldij met Amb. en Men. O. i. dient deze eisch ook als regel impératief gehandhaafd te blijven. Doch dan moet iedere fuselier ook tijdig in de gelegenheid worden gesteld om in de buitengewesten die geschiktheid voor den patr. dienst aldaar te bewijzen en te verkrijgen. Deze noodzakelijkheid komt dan ook in bedoelde Inf.-Order tot uitdrukking in art. 7 lid (4). „Teneinde het mogelijk te maken, dat ten aanzien van niet- eur. fuseliers tijdig kan worden beslist of zij hebben voldaan bij den patr. dienst in de buitengewesten, moeten deze fuseliers u i t e r- 1 ij k in hun vierde dienstjaar naar die gewesten worden over geplaatst. Echter worden, in schrijven no 63/11 van 23 Augustus 1926, uitgaande van den Inspecteur der Inf., de bataljonscommandan ten op Java gemachtigd' om, indien zulks noodzakelijk is ter verzekering van de met karabijn-mitr. normaal te verkrijgen vuurkracht, ten aanzien van de organiek als K. M. schutters of helpers ingedeelde soldaten voorloopig niet toe te passen de volgende bepaling uit Inf. Order no 2: „Bij opdrachten ter overplaatsing naar de buitengewesten moe ten diegenen worden aangewezen, die volgens de controle daar voor het eerst in aanmerking komen, m.dv. dat diegenen die nog niet of het kortst in de buitengewesten hebben gediend, het eerst voor die overplaatsing worden bestemd, bijzondere omstandigheden als kort verblijf in het garnizoen, te werk stelling bij de muziek en als kok uitgezonderd". In bedoeld schrijven wordt er echter tevens nadruk op gelegd, dat met allen ernst gestreefd moet worden naar een ruime op- 521

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 81