6. DE ORGANISATIE VAN DE MOBIELE ARTILLERIE VAN HET INDISCHE LEGER. door C. D. LAGERWERFF, Generaal-majoor der Artillerie. Nog een kort slotwoord naar aanleiding van opgemeld artikel van C. K. in de Juni-aflevering. Ik meen zeer duidelijk te hebben bekend gesteld, dat het niet mijn bedoeling was het artikel van C. K. te bespreken, doch dat ik opkwam tegen de opmerking, dat het noodzakelijk is de mobiele artillerie van de divisie op geen grootere sterkte te brengen dan 32 kanonnen, opdat zij „geen blok aan het been" worde! C. K. vermeent dat hier sprake is van een misverstand, omdat hij in zijn voorstel nog over artillerie buiten divisieverband be schikt. Dit is door mij geenszins over het hoofd gezien, maar mijn bezwaar geldt juist de sterkte van de artillerie in de divisie, die volgens C. K. niet mag worden vermeerderd, omdat anders de divisie niet snel genoeg voorwaarts kan komen. Juist tegen die beperking ter wille van de snelheid van de infan terie richt zich mijn betoog. Het in beschouwing nemen van de artillerie buiten divisieverband was daarom onnoodig. Deze artillerie staat niet onder den divisiecommandant, doch onder een hoogere autoriteit zoodat de divisiecommandant nie't op die artillerie kan rekenen. Mijn waarschuwing geldt de reeds meer gemaakte vredesfout, de mobiliteit hooger te stellen dan het vuuroverwicht. „Mobiliteit is hier alles!" is n. m. m. een gevaarlijk beginsel. En wanneer ik nu om mijne waarschuwing te staven aanhalingen doe uit schrifturen van vóór en na den wereldoorlog en C. K. antwoordt daar o. a. op met de mededeeling, dat in Servië, Palestina, Mesepotamië en Oost-Afrika ook de overwinnaar veelal streed met zeer beperkte, dikwijls niet al te moderne artillerie, dan wordt het bedenkelijk, wanneer dergelijke feiten van invloed zouden zijn op de te ontwerpen formatie; want de ont goocheling zal dan groot zijn, wanneer gevochten moet worden met een tegenstander, die beschikt over niet beperkte en zeer modernë artillerie. Dat de operatiën op het Oostfront een ander karakter droegen, dan die op het Westfront is mij bekend, dat bij eerstgenoemde 525

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 85