hoogere eischen aan de mobiliteit werden gesteld, houdt daarmede verband, maar bovendien in niet geringe mate met het feit, dat tegenover de Russen op andere wijze kon worden geageerd, dan tegenover den tegenstander op het Westfront. Ten einde de groote waarde van de mobiliteit in het licht te stellen zegt C. K. verder: ,,Ik voor mij denk vóór alles aan die positieve leering, welke „in de krijgsgeschiedenis overal ter wereld werd opgedaan: ,,De niet-sterke heeft alleen dan een kans op de overwinning „wanneer hij snel en doortastend optreedt en zorgt het element der „verrassing aan zijn zijde te hebben". Juist, de eenige kans! Maar ik prefereer meerdere kansen. Laten we daarom uit die positieve leering der krijgsgeschiedenis geen onjuiste gevolgtrekkingen maken, door ons a priori te ver zwakken, teneinde die laatste kans te krijgen. Maar bovendien: hij die zich de zwakkere voelt, is reeds half geslagen; dit te voorkomen zij het streven bij de organisatie van het N. I. leger. MEDEDEELING. Het op de jaarlijksche algemeene vergadering herkozen bestuur, is samengesteld als hieronder aangegeven Voorzitter C. D. Lagerwerfï, Generaal-majoor der Artillerie. Ondervoorzitter A. van de Water, Kolonel der Infanterie. Secretaris-penningmeester J. L. C. Anten, Gep. Luit.-kol. der Infanterie. Leden P. C. Colthoff, F. de Bakker, H. A. E. Vennik, J. J. Beudeker, T. Bakker, P. A. Cox, Correspondent in Nederland Intendance. Majoor der Cavalerie. Majoor der Intendance. Kapitein der Genie. Kapitein v/d Gen. Staf. Kapitein v/d Gen. Staf. Kapitein v/d Gen. Staf. W. P. Marinissen, Majoor der 526

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 86