528
zaak kennis te nemen, zijnde de Commandeerende Officier van het Korps
van beklaagde de in deze zaak bevoegde rechter
Zal gelasten, dat beklaagde gedurende het verdere onderzoek van zijn zaak
op vrije voeten zal blijven
of tot zulke andere beslissing als de Krijgsraad in goede justitie verstaan
zal te behooren, en eindelijk het Land zal condemneeren in de kosten en misen
der Justitie, alsmede in die van den processe
Gehoord den beklaagde in zijn middelen van verdediging;
Overwegende dat bij klacht ddo. Malang, den 30sten Maart 1927 opge
maakt door K. Onderluitenant Plaatselijk Adjudant te Malang aan den
beklaagde, die thans voor dezen Krijgsraad terechtstaat, wordt ten laste ge
legd, dat hij opzettelijk in de maand Februari 1927 te Malang een som gelds
groot f 15.30 (vijftien gulden dertig centen), toebehoorende aan den Lande,
zijnde kleedinggelden van den reeds gepasporteerden Jav. fus. L. alzoo
gelden, anders dan door misdrijf onder zich hebbende, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend
dat hij opzettelijk in de maand Januari 1927 te Malang een som gelds
groot f 17.08 (zeventien gulden en acht centen), toebehoorende aan den Lan
de, zijnde schuld van O. Men. Inf. Ie klalzoo gelden anders dan
door misdrijf onder zich hebbende, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
Overwegende, dat beklaagde terzake bij garnizoensorder van den Plaatselijk
Militair Commandant te Malang ddo. 30 Maart 1927 No. 74/11 naar den
Krijgsraad is verwezen en het onderzoek aldaar heeft plaats gehad
Overwegende, dat beklaagde in het verhoor voor Officieren Commissaris
heeft ontkend zich aan het hem ten laste gelegde te hebben schuldig gemaakt
en heeft opgegeven
De in de klacht genoemde bedragen heb ik mij niet wederrechtelijk toege
ëigend. Wel zijn de bedragen door mij ontvangen doch ten gevolge van de
drukke werkzaamheden aan mijn betrekking verbonden heb ik vergeten de
gelden aan de rechtmatige personen af te dragen.
Het bedrag van f 17.08 heb ik den dag na de ontvangst mede naar huis
genomen met de bedoeling het daar te bewaren en den volgenden dag af te
dragen De f 15.30 heb ik in de lade van mijn schrijftafel op het bureau op
geborgen en er niet meer aan gedacht totdat eenige weken geleden de korps
commandant mij ontbood en mij vroeg of ik een aangeteekenden brief met
geld had ontvangen. Ik bekende dat zulks het geval was en dat het geld in
mijn schrijftafel lag Ik ben het geld gaan halen en heb het (f 15.30 uit
Bandjermasinf den Majoor Kter hand gesteld. Ik wist dat de Majoor
Kdit geld bedoelde omdat ik eenigen tijd geleden een brief moest tikken
bestemd voor Bandjermasin betrekking hebbende op het geld. Daar ik bang
was dat deze nalatigheid mij onaangenaamheden zou bezorgen heb ik boven
bedoelden brief achtergehouden met de bedoeling zoo vlug mogelijk de
f 15 30 af te dragen. Tevens heb ik nog f 17.08 onder mijn berusting gehad.
Bij het voorloopig onderzoek bleek zulks en toen mij gevraagd werd waar
het bedrag was herinnerde ik mij dat ik het mee naar huis genomen had.
Daar mijn vrouw niet thuis was kon ik het geld toen niet krijgen.
Den volgenden dag heb ik mijn vrouw het geld laten brengen. Het was de
gewoonte dat de post van het korps door mij werd ontvangen en opengemaakt.
De aangeteekende stukken ontving ik nadat de Luitenant Adjudant de re§us
had geteekend. De geheime brieven werden door den Luitenant Adjudant
zelf opengemaakt. Ik heb het schrijven aan den Commandant van het Garni
zoensbataljon te Bandjarmasin zonder dat mij dat gelast werd getikt en heb
dit door den korpscommandant. Majoor K laten teekenen. Ik heb het
geld toen niet afgedragen omdat ik bang was voor straf. Ik hoopte dat de
Majoor den brief ongezien zou teekenen zoodat ik dan in de gelegenheid was
den betrokken sergeant majoor het geld af te dragen.
Waarom ik dat toen niet gedaan had weet ik niet. Ik heb het nummer 137,
voorkomende op bovenvermeld schrijven zelf ingevuld. De door mij ont
vangen f 41.73 heb ik evenmin verduisterd. Hoe ik die kwijt geraakt ben,
weet ik niet.