2. DE PERSONEELSVOORZIENING BIJ DE LUCHTVAART-
AFDEELING.
door
B. VAN LENT.
Bij den geleidelijken uitgroei van de Indische Luchtmacht zal
nog meer dan tot dusverre, de kwestie van de personeelsvoor
ziening op den voorgrond treden. Hiervan toch hangt in de eerste
plaats de ontwikkelingsmogelijkheid van de L. A. af.
Het vraagstuk, dat zich reeds thans op bescheiden schaal voor
doet en in de toekomst ernstiger worden zal, is te formuleeren als
volgt:
Hoe worden genoeg candidaten gevonden voor het beroep van
militair vliegenier?
Hoe worden de goede, ervaren krachten bij de L. A. gehouden?
Hier wordt opzettelijk van beroep gesproken omdat de militaire
vliegerij in de op dat gebied vooraanstaande landen reeds lang
een beroep is, en een goede gevechtswaardige luchtmacht in dezen
tijd niet goed denkbaar is zonder personen, die de militaire lucht
vaart ten volle als hun beroep en roeping beschouwen.
Hiermede zijn we meteen aangeland in de kern van het vraag
stuk, want indien hier het beroep van militair vliegenier bestond
zou er vermoedelijk geen personeelsvraagstuk zijn.
Bij een toestand zooals die thans is, d. i. dat de vliegenier blijft
behooren tot het wapen of dienstvak, waarvan hij afkomstig is,
en daarbij ook zijn promotie moet maken, waardoor zijn kansen
voor de hoogere rangen na een al te lang verblijf bij de L. A. niet
zoo heel gunstig meer zijn, kan bezwaarlijk verwacht worden dat
er velen zullen zijn die zich geheel aan de vliegerij geven, noch
dat er een overgroote toeloop zal zijn voor een richting waarin
geen behoorlijke toekomst te maken is.
Zij die de aviatiek binnentreden, komen meestal uit een soort
sportiviteit, wat al heel gauw, zoodra ze „the call of the air"
gehoord hebben, overgaat in idealisme, zóó dat het niet gemak
kelijk valt bijtijds de L. A. vaarwel te zeggen; doch het besef van
in de vliegerij niets te kunnen bereiken, er geen toekomst in te
kunnen vinden zal toch als regel zijn stempel drukken op den
geheelen vliegenierstijd; zal oorzaak zijn dat deze slechts be
schouwd wordt als een interessante onderbreking van den troe-
pendienst. Op een dergelijke regeling kan de L. A. als gevechtsin
strument niet blijven drijven, ook ai zou onder de tegenwoordige
472