531
8. MAANDOVERZICHT.
De fusie van Oorlog en Marine en de splitsing der Staatsmarine.
Na ons laatste overzicht in het Maartnummer van dit tijdschrift, waarbij
voornamelijk de aandacht werd besteed aan den bekenden cyclus van voor
drachten in de Nederlandsche Vereeniging ter beoefening van de Krijgsweten
schap, ingeleid door de heeren Schuurman, van Reede en Kalff, heeft zich in
het moederland een levendige gedachtenwisseling geopenbaard over de fusie
van de ministeries van Oorlog en Marine en het daarmede verbandhoudende
vraagstuk der splitsing van de Staatsmarine, welke gedachtenwisseling in Indië
een bescheiden, maar niet onduidelijken weerklank heeft ondervonden.
In dit verband noemen we in de eerste plaats de bespreking van desamen-
voeging van de departementen van Oorlog en Marine in een op 6 Mei 1927
gehouden algemeene vergadering van de Marine-Vereeniging en de algemeene
vereeniging van Marineofficieren, waarbij de gepensionneerde kapitein ter zee
Rendorp als inleider fungeerde.
Deze bijeenkomst had ten doel het bekende ontwerp van wet, dat in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal aanhangig was gemaakt nog tijdig vóór
de openbare behandeling aan eene bespreking te onderwerpen. Met de uit
schrijving van de vergadering was gewacht totdat de Memorie van Antwoord
op het desbetreffende Verslag van de Commissie van Rapporteurs was ver
schenen, zoodat deze M. v. A. mede in de beschouwingen kon worden
betrokken.
De inleider vestigde in zijn rede de aandacht op de wisseling van inzichten,
welke zich het laatste jaar bij Minister Lambooy openbaarde ten aanzien van
het verband, dat kan worden gelegd tusschen de twee begrippen „samen
voeging van de ministeries van Oorlog en Marine" en „splitsing van de
Staatsmarine".
Zooals ook uit onze vorige overzichten reeds moge zijn gebleken, is deze
wisseling van inzichten inderdaad van kenmerkende beteekenis.
Zoo verklaarde Minister Lambooy in de Memorie van Toelichting op de
Marinebegrooting voor 1926 het volgende
„De Regeering is van meening, dat de verantwoordelijkheid voor de ver
dediging van Nederlandsch-Indië in haar geheel moet berusten bij den Minister
van Koloniën" en voorts„mitsdien voert de richting waarin de maritieme
defensie zich heeft ontwikkeld noodzakelijk tot eene Marine voor Nederland
en eene voor Nederlandsch-Indië".
Met deze uitspraak, waarmede we destijds onze volledige instemming be
tuigden en waarin we ook thans nog den eenigen afdoenden uitweg zien voor
het labyrinth, waarin we met de defensie van Indië geraakt zijn, wordt de split
sing der Staats-marine als leidend beginsel vooropgesteld en de fusie van Ma
rine en Oorlog min of meer als een logisch uitvloeisel daarvan aanvaard.
Het verband tusschen splitsing en fusie is daarin onverbreekbaar vastgelegd
de splitsing is primair, de fusie althans van uit den gezichtshoek der In
dische defensie secundair.
Dezelfde gedachtengang vindt men terug in de Memorie van Antwoord
op de Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrooting 192Ó.
Nadat daarin gewezen wordt op de bescheiden taak der Marine in Neder
land, op het nadeel van het aldaar onderhouden van een veel te sterk be-
roepspersoneel en op het geheel andere materieel, dat voor Indië noodig is,
luidt de conclusie: „De Koninklijke Marine zal derhalve moeten bestaan uit
een deel de Koninklijke Marine in Nederland ten behoeve van het Moe-