534 In den aanvang van dit overzicht spraken we van het verband, dat kan worden gelegd tusschen de twee begrippen „samenvoeging van de ministeries van Oorlog en Marine en splitsing van de Staatsmarine". Dat niet ieder zoo overtuigd is van het latere standpunt van Minister Lambooy, dat beide begrippen ook los van elkaar kunnen staan, zou kunnen blijken uit het feit dat de marinedeskundige Marin in dit verband destijds sprak van „De eerste stap" naar de splitsing, terwijl in het debat naar aanleiding van de zoo even besproken voordracht van kolonel Rendorp, de Kapitein ter Zee Kayser als zijne meening uitsprak, „dat de samenvoeging van de .beide Departementen tot één Departement van Defensie onherroepelijk zal leiden tot een splitsing van de Staatsmarine in een Indische Marine en eene Neder- landsche Marine". Mocht dit laatste inderdaad het geval zijn, dan zouden we de fusie be paaldelijk toejuichen, ook al zouden we verreweg de voorkeur hebben gegeven aan den aanvankelijk voorgenomen maatregel om rechtstreeks en principieel tot de splitsing te besluiten. Een week nadat de bovenbesproken voordracht in den Helder werd gehouden, werd het wetsontwerp tot instelling van een Departement van Defensie ook besproken in eene vergadering in de Twee Steden te den Haag. Inleiders waren hierbij prof. Dr. Moresco, oud-vice-president van den Raad van Indië en de gep. kapitein-luitenant ter Zee Putman Cramer, die ook tevoren reeds zijne denkbeelden omtrent deze aangelegenheid had uitééngezet. Door beide inleiders werd een duidelijk uitgesproken verband gelegd tusschen de fusie en de splitsing der Staatsmarine. Prof. Moresco betoogde dat de opvatting van Minister Lambooy, dat de Minister van Koloniën verantwoordelijk is voor de verdediging van Indië z. i. in lijnrechten strijd is met onze Staatsinstellingen, zooals ze in de practijk leven en welke de geheele Regeering verantwoordelijk stellen voor de verdediging van den Staat. De spreker ziet in den bestaanden toestand, waarbij zoowel de Minister van Koloniën als Zijn ambtgenoot van Marine met de Indische defensie te maken hebben geen bezwaren. De Kroon heeft steeds de macht om conflicten te voorkomen of te beslechten en dat daarbij twee ministers te pas komen is niets bijzonders. Ze zijn beiden leden van het kabinet en moeten dus tot overeenstemming komen, desnoods door zich aan de uitspraak van den ministerraad te onderwerpen. De spreker geeft hiermede wel blijk van een zeer optimistisch inzicht in deze uiterst gewichtige zaak en van volkomen negatie van de geschiedenis van het ontwerp-vlootwet 1925. We kunnen hem in zijn conclusie dan ook geenszins bijvallen. Tot welk een resultaat de door den heer Moresco verdedigde tweehoofdige leiding kan voeren heeft ons het ontwerp-vlootwet 1925 doen zien. Men onderkent daarin ten duidelijkste het overwicht van één der verantwoordelijke ministers, met het gevolg dat een éénzijdige oplossing werd verkregen, die naast de verschillende zoo vaak verkondigde bedenkingen blijken gaf van een ontstellend gemis aan inzicht in de organisatie en de strategie van de landmacht. De heer Moresco is overigens zelf geenszins gerust over de resultaten dezer tweehoofdige leiding, getuige het feit, dat hij de mogelijkheid van conflicten reeds dadelijk aan de orde stelt. Het is ons eenvoudig onbegrijpelijk hoe men steeds weer opnieuw kan zondigen tegen een wet, die reeds zoo bij her haling onomstootelijk hare juistheid heeft bewezen. Geen twee koetsiers op één bok zegt de volksmond zoo duidelijk en toch wordt dit steeds weer vergeten. Nog onlangs weer gaf de Nieuw-Guinea expeditie een duidelijke demonstratie van de teleurstellingen welke onvermijdelijk voortvloeien uit een gebrekkige regeling van het leidersschap. Zijn de gevolgen van dergelijke fouten nog wel te overkomen, wanneer de hooge belangen van onze onafhankelijkheid op het spel staan, mag niets gerisqueerd worden. Dan zijn conflicten eenvoudig misdadig. Alleen onder krachtige éénhoofdige leiding kan doelbewust een weermacht georganiseerd worden, welke in tijd van nood het maximum effect zal sorteeren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 94