535 In het betoog van professor Moresco is ons voorts niet duidelijk waarom de alléén-verantwoordelijkheid van den Minister van Koloniën, voor het geval ze werd ingesteld, in lijnrechten strijd zoude zijn met onze staatsinstellingen. Zeer zeker; de verdediging van Indië is, geen specifiek belang van Indië, doch van het Rijk, maar dit wordt toch ook ten volle bereikt, door deze aangelegenheid toe te vertrouwen aan den Minister van Koloniën in stede van aan de Ministers van Koloniën en Marine samen. We begrijpen nog steeds niet en professor Moresco is er niet in geslaagd ons in deze te overtuigen waarom de verdediging van Indië wel rijkszaak is, indien de ministers van Marine en Koloniën c. q. ook van Buitenlandsche Zaken gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen en geen. rijkszaak kan zijn, indien de Minister van Koloniën dit alleen moet doen. De beslissing en leiding toch blijven in beide gevallen op grond van de bestaande staatsrechtelijke verhoudingen aan het Opperbestuur. In de groote lijn blijft de toestand dus geheel dezelfde. Door de splitsing der staatsinarine zal het Opperbestuur zijn functie ten aanzien van de Indische defensie slechts doelmatiger gaan uitoefenen en wordt de gelegenheid geschapen om door éénhoofdige leiding op de beste wijze te beoordeelen, wat voor het Indische deel van het Koninkrijk der Nederlanden noodig zal zijn. De rede van professor Moresco vertoonde overigens groote overeenstemming met de reeds eerder vermelde voordracht van kolonel Rendorp. Zij bevat dan ook geen punten, waarop hier nader behoeft te worden ingegaan. Ook de inleiding van den oud-overste Putman Cramer deed in hoofdzaak bekende klanken hooren. Het reeds zoo vaak gebezigde complex van gevoelsover wegingen deed ook hier weer opgeld en het argument „vlagvertoo i" werd ook thans weer gebruikt Reeds eerder hadden we gelegenheid op te merken, dat dergelijke bijkomstigheden wel zeer in het niet verzinken bij de primaire belangen, welke het splitsingsvraagstuk beheerschen. De rede van overste Putman Cramer kenmerkte zich overigens door eenige bitterheid van toon aan het adres van Minister Lambooy, welke naar onze meening zonder schade te doen aan den inhoud, zeer wel achterwege had kunnen blijven. Aan het slot van deze rede werd nog een pleidooi geleverd om het splitsingsvraagstuk aan een commissie van hoogstaande mannen ter beoordeeling voor te leggen. Dit pleidooi treft wel in het bijzonder, aangezien tot nu toe van Marinezijde unaniem stelling werd genomen tegen het denkbeeld van instelling eener commissie voor het Indische defensievraagstuk, welk denkbeeld, naar bekend, in het leger nogal instemming ondervond. Het toenmaals gebezigde motief, dat het onderwerp reeds volledig en van alle zijden was bezien en instelling eener commissie dus overbodig moest worden geacht, geldt thans zeker in verhoogde mate voor het splitsingsvraagstuk. Toch zouden we tegen het denkbeeld geen bedenkingen hebben, indien de afhandeling van het ontwerp zich niet in een reeds te ver gevorderd stadium bevond, terwijl voorts niet mag worden voorbij gezien, dat de objectieve samenstelling eener commissie niet zoo eenvoudig zal zijn, aangezien zoo langzamerhand de leidende figuren, die zich voor het vraagstuk interesseeren, ook reeds een uitspraak deden omtrent de richting, waarin eene oplossing zich naar hunne meening zou moeten bewegen. Op de inleiding van de heeren Moresco en Putman Cramer volgde eenig debat, hetwelk dien naam feitelijk niet verdient. Debatteeren houdt toch in het bespreken van het voor en tegen eener zaak, terwijl in het onderhavige geval slechts eenige voorstanders, waaronder zeer zeker mannen met gezaghebbenden naam, de conclusie der inleiders ondersteunden. Ons oordeel over deze vergadering samenvattende zouden we willen con- stateeren, dat de besprekingen hebben gestaan in het teeken der marinebe- langen, terwijl ook het Hollandsche defensiebelang in meerdere of mindere mate daarin betrokken werd. Het Indische defensiebelang is echter dien avond niet tot zijn recht gekomen. Het moet o. i, dan ook betreurd worden dat deze zijde van het splitsingsvraagstuk zoo onvoldoende belicht is gewor den. De leek zou onwillekeurig den indruk krijgen dat al het gesprokene ook uit het oogpunt van het Indisch defensiebelang onaantastbaar is. Dat dit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 95