536
geenszins het geval is wordt in het Vaderlanddoor den Luit.-Kolonel N. 1. L.
niet verlof E.J. Geldorp ten duidelijkste aangetoond. De inhoud van het be
toog loopt in menig opzicht parallel met hetgeen wij in dit overzicht ter
zake opmerkten, zoodat hierbij niet nader zal worden stilgestaan. Ook de
Kolonel-tit. N. I. L. b. d. J. CA. Bannink wijdde aan de vergadering in de
„Twee Steden" eene beschouwing ten gunste van de splitsing.
Behalve de hier vermelde actie tegen het wetsontwerp dient ook nog mel
ding te worden gemaakt van de min of meer stelselmatige propaganda, welke
door de Vereeniging Onze Vloot tegen de fusie en splitsing werd gemaakt.
Zoo publiceerde deze Vereeniging naar aanleiding van de memorie van
Antwoord op het voorloopig verslag der Tweede Kamer betreffende het wets
ontwerp, eenige conclusies, welke we hier na onze tevoren gegeven beschou
wingen zonder commentaar doen volgen:
„1. Weinig waarde is te hechten aan de verklaring, dat in de samenvoeging
der militaire departementen geen voorbode van splitsing mag worden gezien.
Het gevaar van splitsing is niet afgewend.
2. Het feit, dat wijziging der bestaande verhouding tusschen den minister
van Marine en de Indische Regeering voor wat betreft de vloot in Indië nood
zakelijk wordt geacht en in studie is, vormt een krachtig argument tegen een
departement van Defensie. Op het oogenblik is er nog niets in de bestaande
verhoudingen gewijzigd.
3. De taak van den minister van Defensie is zóó zwaar, dat er alle grond
bestaat voor de vrees, dat één der deelen van de weermacht wordt verwaar
loosd. Doordat de marine in Nederland een veel kleiner aandeel in de verde
diging heeft dan het leger, bestaat de, meeste kans op verwaarloozing der
marine met onvermijdelijke nadeelige gevolgen voor de geheele Staatsmarine.
Door het aanhangig onderzoek van het vraagstuk betreffende wijziging der
bestaande maritieme verhoudingen tusschen Nederland en Indië wordt de taak
van den minister van Defensie nog aanmerkelijk verzwaard.
4. Onder het bewind van dezen minister zijn de maritieme belangen reeds
in de verdrukking gekomen.
5. Het inwinnen van het advies van de Indische Regeering en den Volks
raad is moreele plicht.
6. De organisatie van het departement van Defensie staat niet vast. Hechte
grondslagen ontbreken. De voornemens van den minister dienaangaande doen
vreezen, dat de marine geheel in de verdrukking komt. Deze voornemens zijn
niet gebaseerd op in het buitenland opgedane ervaringen.
7. De bezuiniging is problematiek en kan nog niet in cijfers worden uit
gedrukt. De bezuinigingen op de Marinebegrooting 1927 verlagen degevechts-
waarde der vloot en zijn ten deele ondoelmatig gebleken. Het in de memorie
van antwoord genoemde cijfer betreffende de samenvoeging der luchtvaart
diensten is gedeeltelijk misleidend, gedeeltelijk onjuist.
8. Noch de zoogenaamde bezuinigingen, noch de voorgenomen maatregelen
tot reorganisatie van het personeel, zijn argumenten vóór een departement
van Defensie. Zij vormen daarentegen grootendeels krachtige argumenten vóór
het behoud van een afzonderlijk departement van Marine."
Het mag overigens bekend worden verondersteld, dat ondanks de protesten
van den Helder en den Haag en de actie van „Onze Vloot", de Tweede Kamer
het wetsontwerp tot instelling van een Departement van Defensie heeft aan
genomen. Eerst na het reces zal de Eerste Kamer zich over dit ontwerp
uitspreken.
Zooals we in den aanhef reeds schreven heeft het wetsontwerp in Indië
een bescheiden,' maar niet onduidelijken weerklank ondervonden. De vraag,
welke in het voorgaande ter sprake is gekomen, nl. of de Volksraad al dan niet
in deze aangelegenheid gekend moet worden, schijnt door de meerderheid