1. korrels van calciumpermanganaat, 2. puimsteen gedrenkt in natriumsulfiet en 3. stukjes beenderkool. Het natriumsulfiet was bedoeld ter binding van chloorpikrine (CC13NOo); beenderkool moest gassen adsorbeeren, dus op haar oppervlakte vastleggen. De vullingsbus werd in een zak gedragen, waarin zij bleef, wan neer het gasmasker werd opgezet. In den bodem van de bus be vond zich een eenvoudig inademingsventiel (inlet or inspiratory valve). Een plooibare rubberslang van aanmerkelijke doorsnede leidde van de bovenzijde der bus naar een in het maskerdoek gevat metalen mondstuk, waarvan het eene uiteinde aan de buitenzijde van het doek met de slang luchtdicht was verbonden en het andere einde aan de binnenzijde van het masker tusschen de lippen ge nomen kon worden. Juist buiten het maskerdoek was op het mond stuk een uitademingsventiel aangebracht. Het maskerdoek bestond uit een aantal lagen poreus weefsel; gedrenkt in de bij den P. H.- heimet vermelde chemicaliën-oplossing, en werd met een stel om den schedel loopende rubberbanden stevig voor het gelaat beves tigd. Boven het mondstuk bevond zich binnen het masker een klem, waarmede de neus gesloten kon worden. Rubber sponge goggles maakten den tower boxrespirator compleet. Dit gasmasker voldeed zoo goed, dat in Februari 1916 besloten werd aan ieder leger 7500 tower-maskers uit te reiken, speciaal bestemd voor de mitrailleur-bedieningen en de artilleristen. Nu trachtte men een box-respirator samen te stellen van geringen omvang, die geschikt was voor algemeen gebruik te velde. Men kwam tot een kleinere vullingsbus, voorzien van drie lagen anti stoffen: een laag van beenderkool, een laag calciumpermanganaat- korrels en weer een laag beenderkool. Hoewel de korrels niet in staat bleken chloorpikrine voldoende te neutraliseeren, bleek de beenderkool daarin te voorzien. De aldus ontworpen kleine vul lingsbus bleek even goed té voldoen als de groote van den tower boxrespirator. Het masker was evenwel nog niet geheel doelmatig. Zoo was het onmogelijk met opgezet gasmasker te spreken en toch was het vaak noodig in een atmosfeer van giftige gassen, waarin het afzet ten van het masker groot gevaar beteekende, te telefoneeren, orders te geven, enz. Om hierin verbetering te brengen besloot men het toen in Duitschland gebruikelijke maskerdoek toe te passen. Dit weefsel stond toe het mondstuk in en uit den mond te trekken. Moest nu gesproken worden, dan begon men met diep in te ademen en trok daarna het mondstuk uit den mond. Na gesproken te hebben, werd het mondstuk weer in den mond gebracht en kon weer inge ademd worden. 577

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 19