I V X- Wanneer een vliegtuig evenwijdig aan het eigen front het op- stellingspunt komt voorbijvliegen, dan moet de schutter, evenals bij alle andere zich zijwaarts verplaatsende doelen, uiteraard op eenigen afstand vóór het vliegtuig richten, om het te kunnen treffen. De grootte van dezen afstand is in hoofdzaak afhankelijk van: le. den hoek gevormd door de vizierlijn en de koers van het vliegtuig. 2e. den afstand waarop het vliegtuig zich bevindt. Ter opsporing van een practisch bruikbaren schietregel zal deze afstand voor enkele gevallen worden vastgesteld. Schuin naderende doelen. fig. 1. B vliegtuig o o A schutter Stel dat het vliegtuig zich op 200 M. van den schutter bevindt en hem op een afstand van 100 M. zal voorbijvliegen, dan moet hij op 200 M. 9 M., op 100 M. 6 M. vóór het vliegtuig richten om het te kunnen treffen. De vluchttijd van het projectiel bedraagt voor 200 M. 0.31 sec. De afstand in dien tijd door het vliegtuig afgelegd 0.31 X 40 12.40 M. B D. (fig. 1). B C 173 M. L. ABD 30 looi'r! tg. L B A D - 47 °/00. L B A D L A D C Om het richtpunt te bepalen wordt de bedoelde hoek niet ge meten door B D, doch door D E, als D E voorstelt de loodlijn uit D op A B. 9 M. D E 580 YO '\-s si

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 22