worden genomen, hetgeen mogelijk is, omdat geen militaire actie
behoeft te worden ingezet. Het burgerlijk gezag draagt voor de
te nemen maatregelen de volle verantwoording en zal daarom
niet alleen van het begin tot het einde de leiding moeten hebben
maar ook zoo noodig de beschikking over de militaire
afdeelingen welke zijn aangewezen om den bijstand te verleenen.
Waar er dus een zeer kenmerkend verschil is in het optreden
van de legerafdeelingen in de twee hierboven bedoelde gevallen,
zal de regeling van de verhouding en de samenwerking tusschen
burgerlijke en militaire gezaghebbenden daarmede rekening moeten
houden. De oude regeling deed dat niet, de nieuwe (hierna te
noemen N. R.) daarentegen onderscheidt met betrekking tot het
gebruik van het leger bij het verleenen van militairen bijstand
drie gevallen t. w.
a. het gebruik bij onlusten of gevaar daarvoor (leger gebruikt
als leger), 2 N. R.
b. het gebruik in de gevallen als er van onlusten of gevaar
daarvoor geen sprake is en het leger wordt aangewend voor
politiedoeleinden (leger gebruikt als politie), 3 N. R.
c. het gebruik als werkkrachten, 4 N. R.
II. De verhouding en de samenwerking onder normale om
standigheden, d.w.z. als er geen aanleiding bestaat militairen bij
stand in te roepen.
Vooropstellende, dat evenals dat met de O R. het geval was,
ook de N. R. niet geldt voor het betrokken gebiedsdeel ingeval
Ned. Ind. geheel of gedeeltelijk in staat van oorlog of beleg is
verklaard, toont de vergelijking van de oude en de nieuwe regeling
aan, dat in de regeling van de verhouding en de samenwerking
tusschen burgerlijke en militaire gezaghebbenden onder normale
omstandigheden geen verandering is gekomen, Artikel 1 van de
N. R. is nagenoeg geheel gelijkluidend aan Artikel 1 van de O.R.
III. Taak van het leger.
De taak, welke het leger inzonderheid heeft, is uiteraard niet
veranderd, Artikel 3 (2) a. en b. N. R. rs gelijkluidend aan
Artikel 3 (2) a. en b. O. R.
Ten aanzien van andere diensten, welke vroeger aan het leger
konden worden opgedragen (Artikel 3 (3) O. R.) is thans bepaald,
dat zij kunnen worden opgedragen aan het leger in de buiten
gewesten (Artikel 3 (3) N. R.), door het Leger op Java en Madoera
zullen deze diensten echter slechts bij uitzondering worden
verricht (Artikel 3 (4) N. R.).
In de met name genoemde diensten is overigens geen wijzi
ging gekomen (Art. 3 (3) a. t/m h. van de oude- en de nieuwe
regeling)het zijn in hoofdzaak wacht- en transportdiensten,
561