waarvoor in den vervolge op Java en Madoera dus slechts bij
uitzondering militaire bijstand zal worden verleend.
Zoolang echter de in uitzicht gestelde politieuitbreiding op
Java en Madoera haar beslag nog niet heeft gekregen, zal n.m.m.
dit uitzonderingsgeval wel gerekend moeten worden te bestaan.
IV. De verhouding en de samenwerking als militaire bijstand
noodig is.
Met betrekking tot het inroepen en het verleenen van militairen
bijstand kunnen verschillende vragen worden gesteldenkele
daaivan zullen hieronder worden behandeld,
a. Door wien mag volgens de N. R. militaire bijstand worden
gevraagd en aan wien moet de aanvraag worden gericht.
Deze aangelegenheid is voor Java en Madoera en de buiten
gewesten verschillend geregeld.
Artikel 4 (1) van de N.R. schrijft voor, dat op Java en Madoera
het Hoofd van gewestelijk bestuur zich tot het verkrijgen van
militairen bijstand zal wenden tot den betrokken Divisie
commandant. De wijziging bij Gouvernementsbesluit van 31 Januari
1926 No. lx (Stbl. 1926 No. 48), aangebracht in de O.R., nl. dat
op Java en Madoera in de provinciën en andere op den voet
van artikel 119 der Indische Staatsregeling ingestelde gewesten
het Hoofd van gewestelijk bestuur of de resident-afdeelingshoofd
zich tot het verkrijgen van militaire hulp zal wenden tot den
betrokken Divisiecommandant, is in de N. R. niet overgenomen.
Thans mogen dus op Java en Madoera alleen de Gouverneur
van West-Java en de Residenten, Hoofden van gewestelijk bestuur
zich tot het verkrijgen van militairen bijstand wenden tot den
betrokken Divisiecommandant, tenzij (Artikel 4 (2) N.R.) onver
wijld militaire bijstand noodig is en blijkt of kan worden ver
wacht, dat het volgen van den normaal voorgeschreven weg zal
leiden tot een uit een oogpunt van orde en rust niet te verant
woorden vertraging, in welk geval de betrokken bestuursambtenaren
zich rechtstreeks mogen wenden tot de plaatselijk (militaire) com
mandanten, die het vlugst militaire bijstand kunnen verleenen.
De plaatselijk (militair) cormmandant, die van eenig bestuurs
ambtenaar een verzoek om militairen bijstand krijgt, zal daaraan
dus alleen mogen voldoen als hem uit dat verzoek, dan wel bij
navraag blijkt, dat het volgen van den normaal voorgeschreven
weg ongewenscht is; van het verleenen van den gevraagden
bijstand behoort hij zijn onmiddellijken chef ten spoedigste
kennis te geven (Artikel 4 (2) N. R.).
Omtrent het doen ophouden van verleenden militairen bijstand
is niets voorgeschreven, het ligt echter voor de hand, dat mili
taire bijstand welke op last van den Divisiecommandant is ver
leend, (het normale geval dus) ook alleen op last van dien gezag-
562