6. VOLKSRAADSOVERZICHT.
De behandeling van de Indische begrooting voor het dienstjaar
1928 is weer achter den rug en het kan wellicht van nut zijn in
een retrospectieve beschouwing het licht te doen vallen op eenige
punten, die voor de Indische defensie in het algemeen en voor
het leger in het bijzonder van markante beteekenis kunnen
worden geacht.
Al dadelijk moge dan worden vooropgesteld, dat deze begrooting
in dat opzicht hare bijzondere waarde heeft en zich gunstig onder
scheidt van de voorgaande begrootingen, die aanvankelijk slechts
verlies en daarna niet meer dan een moeizamen strijd om het
behoud van het bestaande brachten.
Een tweede opmerking van algemeenen aard is dat bij de be
handeling der begrooting 1928 wel wat te veel gepraat en geschreven
is over zaken van bepaald secundaire beteekenis, welke gevoegelijk
onaangeroerd hadden kunnen zijn gebleven zonder het lands-,
leger- of persoonsbelang slechts in eenigerlei mate te kort te doen.
We gelooven dat eenige matiging het peil der beraadslagingen zeker
ten goede zou komen.
Thans overgaande tot de bespreking der markante punten komen
we in de eerste plaats tot
De defensie.
Allereerst dan de verheugende mededeeling, dat na een periode
van stilstand, welke ook hierbij als achteruitgang dient te worden
aangemerkt, eindelijk eenige positieve aanwijzing is verkregen
omtrent de wijze, waarop de Regeering het uiterst belangrijke en
niet minder moeilijke defensievraagstuk denkt op te lossen.
Bij de algemeene beschouwingen deed de Regeeringsgemachtigde
voor Algemeene Zaken terzake de volgende mededeeling:
„Gelijk reeds in de Memorie van Antwoord werd medegedeeld,
zullen voorstellen betreffende net defensievraagstuk op een be
paalde basis hier te lande worden ontworpen en t z.t. aan den
Volksraad worden voorgelegd. Aan deze mededeeling wenschtde
Regeering thans reeds toe te voegen, dat de bedoelde basis de
volgende grondslagen omvat
1. Doel van de weermacht in Nederlandsch-Indië.
a. handhaving van het Nederlandsch gezag in den Archipel
tegen onrust of verzet binnen de grenzen verzekering van
rust en orde
612