629
ning te hebben bekend gesteld den lezers van het orgaan op tot lezing van
dit artikel, dat afgescheiden van de daarin tot uitdrukking komende strekking
de verdienste heeft van het geven van een duidelijk beknopt overzicht van de
over dit onderwerp verschenen geschriften en meeningsuitingen.
D. vervolgt zijne beschrijving van Het nieuwe garnizoen van den Boven-
Digöel.
Juli-nummer. De bekwame pen van kolonel Bannink beschrijft ditmaal de
bijzetting van het stoffelijk overschot van Oeneraal van Heutsz en de ver
schijning van het Indische detachement in den Haag.
Kapitein F. W.J. Ookkel geeft een zeer lezenswaardige verhandeling over
het gebruik van automobielen bij het onderdrukken van binnenlandsche onlus
ten, gebaseerd op de te dien aanzien bij den jongsten opstand ter Sumatra's
Westkust opgedane ervaringen.
Behartenswaardige wenken voor den aanstaanden verlofganger worden ver
schaft door M. in zijn bijdrage Indrukken van een verlofganger.
Overigens bevat deze aflevering o. m. Volksraadsverslagen betreffende de
eerste gewone zitting 1927, Vereenigingsnieuws en het gebruikelijke pers
overzicht. T
o. OVERZICHT NEDERLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.
Militaire Spectator. Mei 1927. Van uitnemende waarde voor hen, die
zich een denkbeeld wenschen te vormen van de inzichten op het gebied van
de officiersopleiding, is een studie „de opleiding tot officier bij de Landmacht"
van den luitenant-generaal b. d. H. Kemper. Schrijver geeft een kort over
zicht van de over dit onderwerp handelende geschriften; geefi aan de punten
van overeenstemming en punten van verschilde laatste in verschillende gra-
duatie's. Voor ons zijn, van de algeheele instemming vindende punten, voor
al van belang: toelatingseisch „eindexamen H.B.S.", geen H. C.; opvoering
van het onderwijs in technische richting; minder schoolsch theoretisch onder
wijscontrole op studie; buiten de lessen voordrachten tot verhooging van
de algemeene ontwikkeling; zeer goede instructeurs; terwijl van de verschil
punten voor Indië op den voorgrond tredenrecruteering van de beroepsoffi
cieren al of niet uit de verlofsofficieren en internaat of externaat op de Academie.
Schrijver geeft dan zijne meening over de hoofdpunten en eindigt met aan
te geven hoe hij zich de nieuwe K. M. A. denkt. Weinig kan ons bekoren het
pleit voor recruteering ook van de Ind. beroepsofficieren uit de verlofsoffi
cieren waarin schrijver zegt„Zoo groot zijn de verschillen tusschen de regle
menten voor het leger h 1.1. en die voor het N. I. leger niet, dat de tot
Hollandsch verlofsofficier opgeleide jonge man in die opleiding niet een derge
lijke basis zou vinden voor zijne verdere vorming tot Indisch beroepsofficier".
Schrijver is niet afkeerig van het externaat voor de leerlingen aan de
K. M. A., zij het onder zekere beperkingen.
Kapitein van Voorst tot Voorst beëindigt zijn studiën over ontwapening
met een hoofdstuk „de uitgaven voor de defensiewaarin besproken worden
de defensie-uitgaven als kenmerk van vergelijking van de bewapeningen en
de beperking van de uitgaven voor de defensie als middel ter beperking van
de bewapening.
Mavors. Mei 1927. Reserve-majoor Janssen schrijft over moreele invloe
den op het gevechtsveld waaruit vooral de leering is te trekken, dat voort
durende bezigheid een doelmatig middel is om angst voor het gevaar te
onderdrukken. Het opstel bevat verschillende voorbeelden.