1. Bijstand wordt ingeroepen in geval van onlusten of gevaar
daarvoor.
In dit geval staat de militaire bevelvoerende in zekeren zin
naast, of wellicht beter gezegd achter het burgerlijk gezag, hij
houdt zich met zijne afdeeling gereed om, zoodra hij van het
burgerlijk bestuur opdracht krijgt om een zoo duidelijk mogelijk
te omschrijven doel te bereiken, op den voorgrond te treden en
die opdracht naar zijn eigen inzicht uit te voerenna afloop
daarvan treedt hij wederom op den achtergrond. (Art. 7 (1) en
8 (1) N.R.).
2. Bijstand wordt ingeroepen voor politiedoeleinden.
De militaire bevelvoerende wordt in dit geval met zijne af
deeling ter beschikking gesteld van het burgerlijk bestuur, althans
voor zooveel dit zulks noodig acht (Artikel 10 N. R.), hij is
alsdan gehouden de van bestuurszijde gegeven opdrachten getrouw
en naar de wenschen en aanwijzingen van het bestuur te vol
voeren (Artikel 11 (1) N. R.).
Hier kan dus van eene zekere ondergeschiktheid aan het
burgerlijk bestuur gesproken worden, welke n. m. m. echter niet
verder gaat dan dat de militaire bevelvoerende de opdrachten
van het bestuur, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen
(Artikel 11 (2) en (5) N. R.), overeenkomstig de bekend gemaakte
wenschen en de gegeven aanwijzingen heeft uit te voeren. Hier
voor is hij uiteraard aan het burgerlijk bestuur verantwoording
schuldig, doch overigens blijft hij ondergeschikt aan zijn militaire
chefs en commandant van zijne afdeeling.
3. Bijstand wordt ingeroepen bij ontstentenis van werkkrachten.
De werkzaamheden welke in dit geval door de militairen zul
len worden verricht, worden door het burgerlijk- en het militair
gezag in onderling overleg vastgesteld. (Artikel 14 N.R.).
d. Bij wien berust de leiding.
1. Bijstand wordt ingeroepen in geval van onlusten of gevaar
daarvoor.
Aanvankelijk berust de algemeene leiding bij het burgerlijk
gezag, dat echter verplicht is daarbij zoo mogelijk voortdurend
overleg te plegen met den militairen bevelvoerende. (Artikel 7(1)
en (2) N.R.).
Zoodra echter het burgerlijk gezag aan den militairen bevel
voerende een opdracht geeft, zoodra dus het leger inderdaad gaat
optreden en de militaire actie wordt ingezet, gaat de leiding
geheel over op den militairen bevelvoerende (Artikel 7(1) N.R.)
en is het burgerlijk gezag verplicht zich van eenigerlei inmenging
in die leiding strikt te onthouden. (Artikel 8 (2) N.R.).
565