ging (13) aangebracht, die voorkomt, dat speeksel door de slang in de vuilingsbus vloeit en aldaar den inhoud onwerkzaam maakt. Door deze verhooging vloeit het vocht door het uitademingsventiel naar buiten af. Het maskerdoek is van buiten bekleed met weefsel, de binnen zijde bestaat uit grauwbruine rubberstof. De afsluitlijn (a) loopt over voorhoofd en wangen en gaat onder de kin door. Op de wangzijden is veel ruimte gelaten, waardoor het den maskerdrager mogelijk is van buiten een vinger in de plooien te steken om eventueel beslagen oogglazen schoon te wrijven. De naden van het mas kerdoek zijn met een bepaalde laksoort gedicht, terwijl de binnen zijde van de afsluitlijn, om absolute dichtheid te verkrijgen, extra bekleed is. Aan het maskerdoek zijn 3 banden bevestigd, waarvan twee elastisch (2 en 3) en één (1) niet. Op den laatsten band, die van midden op het voorhoofd over den schedel naar het achterhoofd moet loopen en welke op het midden van de beide andere ban den is vastgenaaid, is een veiligheidsspeld gestoken, om, indien zulks noodig is, den band te kunnen inkorten. De oogglazen (6) zijn van cellon gemaakt, van zeer voldoende grootte (6 c.M. diameter) en verzekeren een ruim gezichtsveld. Zij zijn in metalen ringen gevat, die gasdicht in het maskerdoek zijn bevestigd. In het midden onder de oogglazen en boven het mondstuk zit aan de binnenzijde in het maskerdoek bevestigd een cirkel vormig gebogen ijzerdraad, die eindigt in een neusklem (5), welke vrij aan den binnenkant uitsteekt. Door de draadcirkel van bui tenaf samen te drukken opent men de neusklem. De maskerzak is uit een geelbruine waterdichte stof vervaar digd en in twee vertikale ongelijke zakken verdeeld. Zijn afme tingen zijn 25 X 25 X 6V2 c.M. In de grootste helft rust de vullingsbus op een ingenaaide stevige staalveer, waardoor voorkomen wordt, dat de onderkant van de bus op den bodem van den zak drukt en het inademings ventiel wordt afgesloten. In de andere helft wordt het eigenlijke masker geborgen in samengevouwen toestand; de oogglazen op elkaar, er tusschen de neusklem; het rubberdoek mag niet tusschen de glazen ge klemd worden. De maskerzak wordt gesloten door een overslag, die met druk- knoopen op den eigenlijken zak wordt vastgezet. In de kleinste helft is ook geborgen een doos, waarin een tube met zalfachtig zeepmengsel voor het inwrijven der oogglazen om het beslaan tegen te gaan, een controle-kaart [aan de achter zijde, voorzien van stukjes klvefpleister] voor het noteeren der gebruikstijden en een „aanwijzing voor den man", omvattende korte gegevens betreffende het gebruik van het gasmasker. 671

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 33