Wij hebben gemeend, het een en ander hieromtrent te moeten
mededeelen, omdat hierdoor zoo goed blijkt, de voorbereidingen
die eventueel noodig mochten zijn.
Het artikel van den kolonel Boomert is geschreven naar aan
leiding van een artikel in de revue d'artillerie 1922en is bedoeld
als grondslag voor een eventueel van gedachten wisselen omtrent
,,vuurconcentraties" en strooivuur
Onder strooivuur moet dan verstaan worden het schieten op
meerdere afstanden zonder waarneming.
Als uitgangspunt wordt genomen een vlak van 200 M in het
vierkant, gelijkmatig met scherven te bezaaien.
Met inachtneming van een lengtefout 50 M.
en een breedtefout 25 M. (zéér gunstig.)
ontstaat figuur 1. met een oppervlak.
van 300 X 250 75000 M2„
Fig. I.
Hoe berekenen we nu het aantal projectielen? Het hangt geheel
af van hetgeen men aanneemt, dat 1 B. G. kan beheerschen door
scherven. Nemen we een moment aan, het Fransche gegeven van
75 M2 per B. G. Dan zouden noodig zijn:
75000
1000 projectielen.
Bovendien is er altijd een verliesprocent afhankelijk van de
strooimaat.
Stel, om de gedachte te bepalen, dit verliesprocent op 10
100 w 1000 ,i1ft
Dan is dus totaal benoodigd: -qq- X j1110 prop
Het aantal afstanden waarop men vuurt, hangt nu geheel af van
de strooimaat.
699
2
200 M.
250 M
Onder verliesprocent mede te verstaan, het aantal projectielen in uit
gedrukt,dat buiten de strook valt, die bevuurd moet worden, en voor de uitwer
king derhalve verloren gaan.