709 De Japansche vlootplannen omvatten tot 1930 den aanbouw van 8 W.-kruisers 4 kruisers van 7000 ton bewapend met 20 c. m. geschut, 44 jagers en 36 O.Z. ërs van meer dan 1000 ton. Daar stond tegenover dat Amerika in 1930 over 8 W.-kruisers en 5 groote O.Z. ërs als nieuwe eenheden zou beschikken. Vlak voor de presidentsverkiezingen konden de Republikeinen echter moei lijk met een groot vlootprogramma voor den dag komen, tenzij afdoende ge bleken was, dat door minnelijke schikking met de andere zeemogendheden de achterstand in den vlootbouw niet zou kunnen worden ingehaald. Gaf men geen gehoor aan den oproep, dan kreeg Coolidge de vrije hand in zake aan- bouw van klein materieel en dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat Ame- rika, dat vrijwel over onbeperkte geldmiddelen beschikte, een groote vloot van W.-kruisers op stapel ging zetten, teneinde den achterstand in te halen. Daarom gaven Japan en Engeland aan den oproep gehoor. Bij den aanvang der conferentie kwam Amerika met het voorstel voor den da<* dat de Vereenigde Staten en Engeland het recht zouden hebben om over een' kruiservloot te mogen beschikken van 25!'.000 a 300.000 ton terwijl Japan een kruiservloot van 150.000 a 180.000 ton zou mogen aanbouwen. Voor de jagers zouden die cijfers respectievelijk 200.000 a 250.000 en 120 a 150.000 ton, voor de O. Z ërs 60 a 90.000 en 36 a 54.000 ton bedragen. Japan stelde voor de verhouding in vlooteenheden te handhaven, waarover men in 1430 zou kunnen beschikken. Aanbouw en aankoop van schepen mocht alleen plaats hebben ter vervanging van afgevoerde schepen. Dat Amerika bij aanneming der Japansche eischen het kind van de rekening zou zijn, behoeft geen nader betoog. Engeland stelde voor den inhoud der nieuw aan te bouwen schepen van 35.000 ton terug te brengen tot iets minder dan 30.000 ton en de geschut- bewapening te reduceeren van 40 c.m. op 34 c.m. Voorts wilde het de ver houding van in 1930 aan W.-kruisers bestaande eenheden (Engeland 13, Amerika 8 en Japan 8) voor de toekomst gehandhaafd zien. Overigens zouden alleen B.-kruisers mogen worden gebouwd De levensduur der linieschepen wenschte het op 26 jaar te stellen, die der W.-kruisers op 24 jaar. Dit laatste zou dus beteekenen dat Engeland nog 20 jaar, een overmacht aan W.-kruisers zou hebben, aannemende dat Amerika in de periode 1925 1930 zijn 8 W.-kruisers af zou hebben gebouwd. Ditzelfde geldt voor de slagschepen. Zoo zou dan de 40.000 ton metende Rodney en de 35.000 ton metende Nelson met hun 9 stukken van 40.6 c.m. nog minstens 20 jaar aan Engeland de heerschappij ter zee waarborgen, indien in de toekomst slechts 30.000 tons linieschepen met 34 c.m. geschut zouden mogen worden gebouwd. Geen wonder dus dat Amerika deze voorstellen afwimpelde Ten aanzien van O. Z ërs en jagers kwam men betrekkelijk spoedig tot een overeenstemming. Men deelde de O.Z ërs in twee klassen in, het grootere type van 1000 1800 ton dat bestemd is voor de kaapvaart en voor diensten als vlootonder- zeeër bij de slagvloten en het kleinere defensieve type van maximum 600 ton dat gebruikt wordt bij de kustverdediging, als vooruitgeschoven verdedigings- orgaan van de hoofdweerstandslijn die door de landmacht wordt verdedigd. Van den O. Z.ër had men in een vlootactie in vereeniging met bovenwater materieel niet al te hooge verwachtingen, in verband met de relatief geringe snelheid van dit type en de moderne middelen om de plaats dier O. Z.ërs vast te stellen indien zij onder water varen. De discussies over dit scheeps- type zijn dan ook weinig belangrijk geweest. Men kwam overeen dat Engeland en Amerika ten hoogste 90.000 ton, Japan 60.000 ton aan O.Z.ërs zouden mogen aanbouwen, terwijl hoogstens 2/3 deel dier schepen van het grootste type zou mogen zijn. Ook de discussie ten aanzien van de jagers is vrij vlot verloopen. Kruisers en jagers vormen tezamen het materiaal dat van cardinaal belang is voor de ontplooiing van de gevechtskracht der slagvloten en tenslotte is men het dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 73