zou in de toekomst niet veel heil meer zijn te verwachten. Tegen het optreden van W.-kruisers met hun veel grootere dracht van het 20 c.m. geschut, zou echter een bescherming der covooien met B.-kruisers van weinig waarde zijn en de W.-kruisers zou. en dus een ernstige bedreiging zijn voor de convooien. Bouwde Amerika een zoodanig aantal W.-kruisers aan, dat het met alleen over voldoende W.-kruisers bij zijn slagvloot zou beschikken maar nog over een overschot beschikte tot het voeren van den kruiseroorlog en de kaapvaart, dan zou het de overzeesche verbindingen van Engeland, daarmede ernstig bedreigen. Omgekeerd zou de neutrale Amerikaansche handelsscheepvaart indien Engeland met een andere staat in oorlog was, door het prestige van de strijdmacht aan W -kruisers afdoende beschermd kunnen worden en zou Amerika zich geen enkele partijdige uitlegging van het internationaal zeerecht van de zijde van Engeland hoeven te laten aanleunen. Engeland is voor haar economisch en materieel bestaan volkomen afhanke lijk van haar verbindingen. Op geen enkel tijdstip van het jaar bevindt zich in Groot-Brittanië een grootere reserve aan voedsel dan voor een tijdsverloop van drie weken. Bescherming van zijn overzeesche verbindingen is daarom voor dit land van vitaal belang. Daartoe is een groot aantal kleine kruisers noodig. Zoolang er geen W.-kruisers zijn die die verbindingen bedreigen kan het volstaan met B.-kruisers. En daar één W.-kruiser ongeveer 2 maal zooveel kost als een B.-kruiser van 6.000 ton, een bescherming dier verbin dingen Engelands financieele draagkracht te boven zou gaan als het verplicht was1 dit met W.-kruisers te doen, heeft het zich hardnekkig verzet tegen den aanbouw door Amerika van een overmacht aan W.-kruisers Aan het einde van de conferentie kwamen Japan en Engeland in zake den aanbouw van het klein materieel tot een overeenkomst. Die Britsch-Ja- pansche toenadering was voor Amerika een politieke nederlaag. Zij betee- kende voorjapan echter een vermeerdering voor den aanbouw van klem materieel, en de overeenkomst werd daarom in Japan niet onverdeeld gunstig ontvangen. Zij kwam in hoofdzaak neer op het samensmelten van den tonnenmaat van kruisers en jagers, terwijl Engeland 25 dus 125.000 ton aan verouderde schepen in dienst zou mogen houden voor zijn kustverdediging. Dit Britsch-Japansch accoord is de basis geweest van het eindvoorstel der Britten. Ten aanzien van de W.-kruisers stelde Engeland de verhouding 12: 12: 8 voor, waardoor het vanzelf uitgesloten zou zijn dat deze kruisers voor de kaapvaart zouden worden gebruikt, zonder aan de gevechtskracht der slagvloten te tornen. Bovendien stelde het voor dat het de viei kuusers van het type Hawkins (19 c.m. geschut), de York bewapend met 20 c.m. geschut, en de 2 groote B.-kruisers (type Emerald 15 c.m. geschut) zou mogen behouden. Japan zou dan de vier kruisers van het Furutaka type (7200 ton en 6 X 20 c.mmogen behouden, Amerika zijn 10 B.-kruisers der Memjjhis klasse. De maximumwaterverplaatsing der B.-kruisers zou 6.000 ton mogen bedragen. Amerika weigerde hardnekkig hierop in te gaan, wilde van geen supjjrematie van kruisers, bewapend met stukken van meer dan 15 c.m. weten. Toen deed Japan het wanhoopsvoorstel om den geheelen aanbouw van klein-materiaal inclusief de W.-kruisers stop te zetten tot de nieuwe conferentie die in verband met het afloopen van het Washingtonverdrag in 1931 het ge- heele vlootvraagstuk opnieuw onder de oogen zou zien. Ook hiervan wilde Amerika niets weten, omdat het dan ten aanzien van de schepen met meer dan 15 c.m geschut bewapend in de minderheid zou blijven. Zoo liep de conferentie op een mislukking uit. Practisch is dus die misluk king te wijten aan het feit dat men over en weer het niet eens kon worden over een verschil van vier kruisers bewapend met stukken van meer dan 15 c.m. Al moet de mislukking der conferentie in hoofdzaak gezocht worden in po litieke oorzaken, zoo is door de discussie de groote pohtiek-offensieve en poli- tiek-defensieve waarde van den W.-kruiser onomstootelijk vast komen te staan. Men is op politiek gebied als goede vrienden uiteen gegaan en de verhou ding tusschen Japan en Amerika is door de bemiddelende houding die Japan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 75