718 „de van ouds bekende Zweedsche wapenfabriek Bofors heeft twee infanterie- kanonnen aan de markt gebracht, een 37 m M. kanon L/37 en een 47 m M. kanon, die naar ons voorkomt verre weg tot het beste van het tot nu toe bekende materieel behooren". Van het 47 m.M. kanon wordt gemeld „Het heeft een Spreidaffuit met 40° zijdelingsche- en 6° tot 70" hoogte richtingsmogelijkheid. Het verschiet 1.5 KG. zware granaten, met een V.o. van 560 m., tot op 6600. M. bij 23°. Het gewicht bedraagt 310 K.G. dat deelbaar is in lasten van 33-40.8 K.G. Een beschrijving wordt in uitzicht gesteld. Het berggeschut zal in een volgend hoofdstuk afzonderlijk worden besproken. Onder het hoofd „Kriegstechnik unci Befestigung" wordt zeer beknopt de rol van de permanente versterkingen in België, Frankrijk, Rusland, Italië en Rumanië besproken. Artilleristische Rundschau Juni 1927. De studie „de Korpsartillerie eines neuzeitliche Meeres" wordt beëindigd. De gedachten, welke in dit hoofd stuk worden ontwikkeld, gaan ver boven het voor onze verhoudingen denk bare, wat den lezer duidelijk zal zijn als wordt aangeteekend dat boven de divisie artillerie vermeld in l.M.T. No. 7 blz. 552 door schrijver nog wordt gevraagd 1 licht regiment van 3 afdeelingen elk van 2 batterijen lichte veldhw. en 1 batterij veldgeschut. 1 zwaar regiment van 2 afdeelingen van 2 batterijen 21 c.M. Mrs. en 1 bat terij 15 c.m. kanonnen en 1 afdeeling van 2 batterijen zware veldhouwitsers en 1 batterij 15 c.M. kanonnen Men bedenke hierbij dat een korps uit verschillende divisiën is samengesteld en dus deze korpsartillerie feitelijk m onzen gedachtengang nog van hoogere orde is dan legerartillerie. Niettemin zijn de beschouwingen, die de schrijver levert om den aard der vuurmonden, welke tot de korpsartillerie moeten behooren, af te leiden, vooral voor onze artilleristen lezenswaard. Oberst Blümner schrijft over „Scheinbatterien", aan den aanleg waarvan volgens schr. ruime aandacht moet worden besteed, omdat dit middel tot de krijgslisten behoort, die te allen tijde, vooral bij een strijd tegen een sterkeren tegenstander van groot nut kunnen zijn. Schr. illustreer t zijne inzichten met voorbeelden uit den oorlog. „Laten we daarom niet weer in de fouten van den vóóroorlogstijd vervallen en de waarde van schijnstellingen onderschatten" zoo eindigt schr. In vredestijd moet het aanleggen van schijnstellingen (en schijnwaarnemingsposten) met daarop volgende verkenning van 's vijands zijde worden beoefend. Oberst leutnant von Nippold levert beschouwingen over „Fordeningen der Taktik cm die Technik zur Konstruktion von branchbaren Kraftwagengeschiit- zen fiir den Bewegungskrieg and heutiger Stand der Technik in dieserFrage Na het vraagstuk van verschillende zijden te hebben belicht en daarbij te hebben geconcludeerd, dat voor sommige deelen der artillerie aan paarden- tractie nog altijd voordeelen verbonden zijn, die bezwaarlijk kunnen worden prijs eleven, toetst de schr. de tactische eischen en de techniek aan een practisctT voorbeeld, n. 1. aan de organisatie van de artillerie van de ideaal divisie (Zie Führung und Gefecht blz. 270) waarbij hij o. m. tot de conclusie komt dat het infanterie-geschut op een lichte Rader-Raupen-Kampfwagen zou zijn te monteeren en dat voor het z. g. lichte artillerie regiment in aanmerking zouden komen gepantserde Rader-Raupen-Schlepper, aangenomen dat deze de vereischte snelheid zullen kunnen ontwikkelen. Niettemin vestigt schr. de aan dacht op de omstandigheid, dat de geografische gesteldheid van het land en in het bijzonder de aard van het gevechtsveld steeds een belangrijke factor zullen uit maken. Ten slotte moge de aandacht van de artilleristen onder de lezers gevraagd worden voor de artilleristisch tactische Aufgabe, waarin thans de terugtocht van een divisie wordt behandeld. Het nummer bevat voorts de reeds aangekondigde opgave van de belang rijkste militaire boekwerken in 1926 verschenen. (Zie ook l.M.T. No. 7 Blz. 552).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 82