722 Revue militaire fran^aise Juni 1927. De studie „Les étapes de guerre d'une division d'infanterie" door Lieutenant-Colonel Laure en Commandant Jacottet wordt vervolgd, eveneens het artikel van Colonel Moyrand„La manoeuvre offensive" en dat van Qénéral Camon „La catastrophe de Tan- nenberg". Voorts begint in deze aflevering een studie van Colonel Lucas „Capacité de combat des grandes unités". „Met voordacht" zegt de schrijver in den aanhef „hebben wij den term capacité de combat gekozen, omdat deze zoowel het begrip gevechtsfront als dat van den duur van de gevechtshandeling van de groote eenheden omvat". Onder de voornaamste veranderingen in de samenstelling van een infanterie divisie noemt de schrijver ln de allereerste plaats bleek reeds bij de eerste operaties en vooral in den stellingoorlog de noodzakelijkheid om de infanterie de beschikking te geven over meer mitrailleurs. Begin 1915 kreeg elk infanterieregiment een vierde sectie mitrailleurs, welke met de 3 reeds bestaande secties de mitrailleurcompagnie bij het regiment vormde. In Augustus 1915 werd bovendien aan elke infanteriebrigade een dergelijke compagnie toegevoegd. Gedurende den winter 1915-16 werden de mitrailleurscompagnieën bij de regimenten en de brigades verdubbeld. Eindelijk begon men in Februari 1916 met per compagnie infanterie 8 ge- weermi railleurs in te deelen, later werd dit aantal op 16 gebracht. Met de verhooging van het aantal „vuurmiddelen" verminderde de sterkte aan man schappen. Dit aantal liep van 250 in 1915 terug op 200 per compagnie en in September 1916 werd het aantal verminderd tot 194. De groote veranderingen dateeren echter van den zomer 1916. In Mei 1916 werd het aantal compagnieën per bataljon gebracht van 4 op 3 Voorts kreeg het bataljon een mitrailleurcompagnie, verkregen door het wegnemen van mi trailleurcompagnieën bij de regimenten en de brigades. Het regiment kreeg in ruil hiervoor een peloton van 3 stukken van 3.7. c.m. In Augustus 1916 werden per divisie 3 in plaats van 4 regimenten ingedeeld, de brigadegeneraals werden vervangen door infanteriedivisie-generaals, terwijl zooals gezegd kort daarna de compagniessterkte werd bepaald op 194 man, welke later nog weer werd teruggebr cht tot 175 man. Terzelfder tijd werd de hoeveelheid artillerie bij de divisie verhoogd van een verhouding van 87° 0 aan infanterie en 10 °/o aan artillerie kwam men in 1916 tot 70 aan infan terie en 20 aan artillerie. De sterkte aan Infanterie per divisie bedroeg in 1914 13.500 man, in 1916 7.550 man en in 19 8 7000 man, zoodat de sterkte bijna tot de helft verminderde. In 1918 bestond de divisie slechts voor 68 uit infanterie. De schrijver teekent hierbij nog aan, dat men niet moet vergeten, dat de ware reden van het terugbrengen van 4 op 3 regimenten per divisie was tege moet te komen aan de groote verliezen, die de infanterie had geleden en ook de noodzakelijkheid om de speciale wapens (artillerie, genie, luchtvaart) en som mige diensten (automobieldienst) voortdurend te versterken. Men mag aanne men, gaat hij voort, dat indien het gebrek aan manschappen zich niet zoo had doen gevoelen, men de 4 ïegimenten infanterie per divisie had behouden. De Duitschers waren reeds voorgegaan met 3 regimenten per divisie, gedreven door de zelfde noodzakelijkheid. Het artikel, dat in deze aflevering in hoofdzaak tot 1916 gaat, wordt ver volgd. In deze zelfde aflevering komt nog voor „Etude sur Shanghai", waarin tal van gegevens worden verstrekt zoowel over de vreemde nederzettingen als over de Chineesche nederzetting aldaar.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1927 | | pagina 86